„Militair, echtgenoot en vader”
De komende tijd moet rekening worden gehouden met meer slachtoffers onder de Nederlandse militairen in Irak. Dat zegt voorzitter W. van den Burg van de militaire vakbond AFMP.
Naarmate het onrustiger wordt in Irak, neemt de kans op slachtoffers toe, waarschuwt Van den Burg. „Het is naïef te denken dat Nederlandse militairen gevrijwaard blijven. We zijn de afgelopen tijd al enkele keren de dans ontsprongen. Ons geluk lijkt nu op te zijn.”
Voorzitter J. Kleian van CNV-vakbond voor militairen ACOM houdt zijn hart vast voor de komende periode voor de Nederlandse militairen in Irak. „Dit is vreselijk. We moeten hopen dat het hier bij blijft. Het is naïef te denken dat dit niet zal gebeuren.”
Van den Burg vindt het nog te vroeg om te pleiten voor vertrek van de Nederlandse soldaten uit Irak. Ook voorzitter A. Hazenberg van de Nederlandse Officieren Vereniging (NOV) vindt „een aantal incidenten” niet voldoende om weg te gaan. „We moeten een heldere evaluatie maken van de gebeurtenissen en de risico’s.”
In de resoluties van de VN-Veiligheidsraad is vastgelegd dat de coalitietroepen in Irak moeten werken aan veiligheid en stabiliteit in het land. In de dagelijkse praktijk betekent dit patrouilleren en contact onderhouden met de plaatselijke bevolking.
Zolang dat werk kan worden gedaan, moet Nederland zijn troepen in Irak handhaven, vindt Van den Burg. „Als het klimaat echter zodanig verandert dat we alleen met ons hoofd tussen de schouders in het kamp kunnen zitten, heeft het geen zin te blijven.”
De voorzitters van de militaire vakbonden betonen hun medeleven aan de familie en nabestaanden van de omgekomen sergeant. „Hij was niet alleen militair maar eerst echtgenoot en vader”, zegt Hazenberg. De sergeant laat een vrouw en twee kinderen achter. „Wij kunnen er afstandelijk over praten. Voor die vrouw en kinderen komt hij nooit meer terug.”
Het toenemende geweld speelt een grote rol in de politieke besluitvorming over de Nederlandse missie. Het kabinet wil daar in de komende weken een beslissing over nemen. Minister Kamp van Defensie denkt aan een verlenging van vier tot acht maanden. In Irak zijn nu ruim 1200 Nederlandse militairen.
Volgens Hazenberg heeft een gedode militair -„of het er nu één is of tien zijn”- altijd invloed op de emotie van politici en burgers. „We mogen ons niet laten leiden door emoties. Hoe tragisch een dodelijk slachtoffer ook is, het mag nooit de discussie bepalen.”
De NOV-voorzitter zegt ja op de vraag of de Nederlandse militairen voldoende bescherming genieten. Maar de Nederlandse missie in Irak staat niet op zichzelf. „Voordat de militairen vorig jaar zomer gingen, wisten we niet dat de Amerikanen en de Engelsen zulke tactische blunders zouden maken. Wat mij betreft is het weer in gebruik nemen van de martelkamers van Saddam Hussein wel de grootste blunder.”
Het optreden van de Amerikanen heeft invloed op de veiligheidssituatie van de Nederlandse militairen in Irak, aldus Hazenberg. „Ik wil niet zeggen dat ze er de dupe van zijn, maar het speelt wel mee. Neem alleen al de manier van optreden. Amerikanen, Engelsen of Nederlanders doen dat heel verschillend. Maar de bevolking van Irak ziet geen onderscheid.”
Minister Kamp was op Koninginnedag op bezoek bij de troepen in Irak. Hij zei toen een mortieropsporingsradar toe. Een lachertje, vindt Hazenberg. „Wat heb je aan zo’n radar als je de mortieren zelf niet kunt bestrijden? De Nederlanders hebben geen artillerie bij zich. Bovendien is er maar één radar voor vijf ver uit elkaar gelegen kampen. Dat biedt geen goede bescherming voor alle militairen.”
Hazenberg, luitenant-kolonel der artillerie buiten dienst, trekt de conclusie: „De politiek heeft geen verstand van militaire zaken.”