„NBV moet boek zijn voor állen”
„De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) moet een boek zijn voor allen, en zo’n vertaling bestond eigenlijk nog niet.” Dr. J. van Dorp benadrukte maandag „het unieke” van de NBV tijdens een studiedag van de Evangelische Bijbelscholen (EBS) over de bruikbaarheid van de NBV, onder het motto ”Nieuw, nog leesbaarder?” „Nooit is er zo intensief samengewerkt door grondtekstkenners en neerlandici.”
Dr. Van Dorp is oudtestamenticus en betrokken bij de NBV-vertaling van Ezra en Nehemia. Hij gaf een toelichting op de vertaalprincipes en -keuzes van de NBV. De nieuwe bijbelvertaling is „interconfessioneel”, zo benadrukte hij: ze zal worden gebruikt door mensen „van zo veel mogelijk godsdienstige groeperingen.” Bovendien voldoet ze volgens hem ook op een breed vlak: in literair én in liturgisch opzicht.
De brontekst is het uitgangspunt van de NBV, aldus Van Dorp. Als vuistregel geldt de vraag of een bepaalde zegswijze in de brontekst een signaalfunctie heeft of niet. „Zo ja, dan is er sprake van een tékstkenmerk, dat in de vertaling moet terugkomen. Zo niet, dan is er sprake van een táálkenmerk, dat moet worden weergegeven in natuurlijk Nederlands.”
De taal is veranderd, zo voerde Van Dorp als een van de argumenten aan om de Bijbel opnieuw te vertalen. Hij confronteerde de ongeveer tachtig aanwezigen met zijns inziens verouderde zegswijzen in de Nieuwe Vertaling van 1951 en in de Statenvertaling. „Het Nederlands vernieuwt en de NBV moet in dit proces mee.” Ook spelen er nieuwe inzichten in de literatuurwetenschap een rol in de totstandkoming van de NBV. „De NBV gaat ervan uit dat er verschillende genres in de Bijbel zijn, die ook in de vertaling zichtbaar moeten zijn. Dat is niet vanzelfsprekend in bijvoorbeeld de Statenvertaling, waar geen zichtbaar onderscheid gemaakt wordt tussen proza en poëzie en waar alles eruitziet als proza.”
Er is ten slotte ook verandering in de visie op vertalen: overdracht van betekenis gaat nu boven letterlijkheid. Van Dorp erkende tijdens de discussie dat een vertaling nooit zo duidelijk kan zijn dat verklarende woordenlijsten overbodig zijn. Ook in de NBV zullen deze toelichtingen een plaats krijgen, maar ze vormen geen deel van de vertaling, maar staan bijvoorbeeld in de kantlijn, aldus de spreker.
Mevrouw drs. C. Verheul, neerlandicus en betrokken bij onder meer de vertaling van de Psalmen en het Evangelie van Johannes, vindt dat er gestreefd moet worden naar een tekst in goed Nederlands, mede met het oog op de „voorleesbaarheid.” Hardop voorlezen was gebruikelijk bij het werk van de vertalers en de meelezers. Zowel archaïsch als modieus taalgebruik dient vermeden te worden. Religieuze termen zullen zeker gebruikt mogen worden, maar toetsing van deze termen op hun bruikbaarheid in het Nederlands zal van belang zijn. „De traditie heeft een dienende functie en mag niet over de vertaling heersen.”
Mevrouw dr. E. van Staalduine-Sulman, docent Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) en secretaris van de werkgroep van de Evangelische Alliantie die zich bezighield met de NBV, zei dat de NBV „gewoon anders klinkt maar daarom leuker is om te lezen.” ”IJdelheid der ijdelheden” in Prediker 1 is veranderd in ”lucht en leegte”. „IJdelheid kan niet meer, want dat betekent dat iemand voor de spiegel zijn haar zit te kammen.” Soms wordt er in de NBV niet gekozen: in de Nieuwe Vertaling staat in Handelingen 2:1: „toen de pinksterdag aanbrak”, maar de NBV heeft: „toen de vijftigste dag aanbrak - de pinksterdag.” „Twee betekenissen worden hier gehandhaafd die in hetzelfde woord besloten liggen.”
Er is ook veel meer poëzie en oog voor stijl. De keuze van de betekenis heeft de doorslag. Als de hogepriester Eli zegt tegen Hanna: „Doe uw wijn van u”, betekent dat volgens de NBV eigenlijk: „ga dan je roes uitslapen.” „Dat laatste staat er niet letterlijk, maar wordt wel bedoeld.”
Kenmerkend voor de NBV zijn, zo vatte de docent samen, goede voorleesbaarheid en betekenissen die worden uitgesplitst. Zo stelde ze dat in de NBV soms bewust wordt gesimplificeerd, maar dat ook wel eens dingen juist expliciet worden gemaakt: de ”dieren des velds” in 1 Sam. 17:44 worden bijvoorbeeld vertaald als hyena’s, „want hier is gewoon sprake van lijkenvreters.” Ook is er meer parafrase: „De bekende woorden zijn wel grotendeels in de NBV terechtgekomen, maar zijn door elkaar gehaspeld om het tot een vlotte vertaling te maken.”
Mevrouw S. M. E. van der Heijden, docent jeugdwerk aan de Evangelische Theologische Hogeschool (ETH) in Veenendaal, belichtte de bruikbaarheid van de NBV in het jongerenwerk. Op grond van een klein onderzoekje concludeerde ze dat de meeste jeugdleiders Het Boek gebruiken, omdat die het dichtst bij de jongeren staat en het makkelijkst te begrijpen is. Ze sprak zeventien jongeren (19-20 jaar) uit de Nederlands gereformeerde kerk in Houten, en ook daar ging gebruik van Het Boek voorop, gevolgd door Groot Nieuws, „omdat ze die laatste Bijbel van school gekregen hebben.” Slechts twee kinderen gebruikten de NBG-editie. Er is volgens haar voor jongeren meer nodig dan een goede vertaling, namelijk extra informatie en toelichting, maar zeker ook een mooie vormgeving. „Het belangrijkste is dat ze aan het lezen raken, want de meesten lezen buiten hun schoolwerk niets.”