Opinie

Ethiek begint met kijken naar wat God doet

Christelijk leven betekent dat je bewust bent dat God met je bezig is, betoogt prof. dr. G. C. den Hertog. God heeft onze goede werken al voorbereid.

prof. dr. G. C. den Hertog
10 February 2017 15:58Gewijzigd op 16 November 2020 09:47
„God heeft al goede werken voor ons klaargelegd, maar we moeten ze altijd weer ontdekken. Zijn Woord is gelukkig een lamp voor onze voet.”  beeld Istock
„God heeft al goede werken voor ons klaargelegd, maar we moeten ze altijd weer ontdekken. Zijn Woord is gelukkig een lamp voor onze voet.” beeld Istock

In 1520 is de Reformatie een beweging geworden die niet meer terug te draaien valt. De boodschap van Luther had veel overhoop gehaald, maar op minstens één punt wilde men graag meer duidelijkheid: is er nog wel plaats voor ”goede werken”? Als Luther er zo voor opkomt dat alleen de goede boom goede vruchten voortbrengt, kun je dan nog wel praten over goede werken?! Om op die vragen antwoord te geven schrijft hij een uitvoerige ”preek over de goede werken”.

In zijn ”Sermon von den guten Werken” legt Luther de Tien Geboden uit. Dat had hij al eerder gedaan, maar toen gaf hij de geboden allemaal tamelijk evenredig aandacht. Hier echter krijgt het eerste gebod de meeste ruimte, bijna een vijfde van het geheel, en de geboden van de eerste tafel beslaan met elkaar bijna twee derde van het totaal aantal bladzijden. Stond Luther misschien onder tijdsdruk? Dat zou kunnen, maar het is toch niet de reden. In elk geval wilde hij laten zien dat het eerste gebod het belangrijkste gebod is, omdat het ons oproept alles alléén van de Heere te verwachten en te geloven dat Hij het in alles goed met ons meent.

Vita passiva

In zijn studie ”Luthers Auffassung vom christlichen Leben” uit 2014 heeft Andreas Stegmann gesteld dat men boven het geheel van de gedachten van de reformator over het christelijk leven als motto ”vita passiva” zou kunnen zetten. ”Vita” betekent leven, en ”passiva” wil zeggen dat je het ondergaat. Of beter: God is met je bezig is en je ondergaat Zijn handelen. Die term ”vita passiva” hangt onlosmakelijk samen met de uitdrukking ”iustitia passiva”, dat is: gerechtigheid die God je doet ondergaan. Luther bedoelde daarmee dat de rechtvaardiging niet iets is wat zich enkel aan de binnenkant van ons leven afspeelt. Nee, God komt op allerlei manieren naar ons toe in het werkelijke leven van alledag. En Hij doet dat om ons in Zijn Woord te ‘vangen’ en daadwerkelijk bij Christus te brengen.

Over wat God met ons doet had de mystiek van de late middeleeuwen het ook, maar wanneer Luther de term vita passiva gaat gebruiken is hij die mystieke fase in zijn denken voorbij. Hij smeedde deze term om duidelijk te maken waarin hij precies verschilde van het denken van zijn rooms-katholieke tijdgenoten. In de middeleeuwen was het gebruikelijk om te spreken van twee manieren van leven, die elkaar niet uitsluiten, maar juist willen complementeren: vita activa en vita contemplativa. Vita activa duidt het bestaan aan in de vele verbanden die het leven kent. Een mens is timmerman of arts of schipper en daarnaast ook altijd echtgenoot, moeder, en noem maar op. Daarnaast is er de vita contemplativa. Het woord ”contemplatie” duidt op meditatie en gebed, zoals die in het bestaan van de kloosterling centraal staan.

Met deze twee begrippen heb je het hele leven wel te pakken, meende men. Daar haalt Luther een forse streep doorheen. Het leven is: vita passiva. Kijk niet eerst naar wat wij doen, maar naar wat God met en aan ons doet. Wat dat voor geloven betekent heeft Ingolf Dalferth helder verwoord: ‘Wie in christelijke zin „Ik geloof” zegt, brengt daarmee onder woorden wat hem geschiedt, niet wat hij doet’. Philipp Stoellger heeft er in zijn studie ”Passivität aus Passion” uit 2010, waarin hij uitvoerig op zowel de laatmiddeleeuwse mystici als op Luther ingaat, op gewezen dat Luthers spreken over vita passiva zijn kern heeft in de scheppende gerechtigheid die het niet-zijnde tot aanzijn roept. Deze scheppende gerechtigheid houdt niet alleen in dat de goddeloze gerechtvaardigd wordt, maar de Heilige Geest verandert ook het denken en leven van die mens en maakt hem vindingrijk in het doen van ‘goede werken’.

Stoellger stelt ook dat de vrijheid van een christen niet inhoudt dat we weer ”autonoom” –”kleine zelfstandigen”– worden. Christen-zijn houdt een ”permanente heteronomie” in. Hij voegt eraan toe dat dat ook góed is, omdat die ”Heteros” (de Ander) het goed met ons voorheeft. Dat de Heere aan en in ons werkzaam blijft houdt immers juist ook in dat we niet gedoemd zijn terug te zakken in de zonde en erin te blijven liggen. Als Hij met mensen begint, mogen we geloven dat Hij Zijn werk ook voor en in hen voltooit.

Goede werken

Wat betekent dit voor de ethiek? Ik zet twee Duitse lutherse theologen naast elkaar. Paul Althaus (1888-1966) heeft in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw diverse boeken over ethiek geschreven. Hoewel hij veel met Luther bezig was, speelde de rechtvaardiging door het geloof daarin geen rol. Tegen het eind van zijn leven schrijft hij een boek over de ethiek van Luther. Als eerste zin noteert hij dat Luthers ethiek in haar basis en structuur volledig bepaald wordt door het midden van zijn theologie: de rechtvaardiging van de zondaar door de in Jezus Christus bewezen en slechts in het geloof te ontvangen genade. Bij alle blijvende zondigheid kan het handelen van een christen toch goed genoemd worden, omdat het in geloof geschiedt. Luther –voegt hij eraan toe– heeft dat in zijn ”Sermon von den guten Werken” magnifiek uit de doeken gedaan. Maar als Althaus op de volgende bladzijden Luthers ethiek tekent, betreft de rechtvaardiging enkel de binnenkant en speelt het leven zich verder af in tot Gods wil verklaarde menselijke structuren. De rechtvaardiging heeft niets bij te dragen aan de ethiek en de ethiek heeft geen boodschap aan de rechtvaardiging.

Hans Günter Ulrich (geb. 1942) heeft in zijn in 2005 verschenen grote ethiek –”Wie Geschöpfe leben”– gesteld dat we alleen mogen spreken van Bijbelse ethiek als we bedoelen dat mensen Gods handelen ervaren en ondergaan. Net als bij Luther is bij hem het vernieuwende –dat in het spreken van God tot ons komt– beslissend. Daarom kan ethiek ook niet met geloof –als menselijke acte– beginnen, maar alleen bij het Woord, bij het zich láten aanspreken. Het ”doen wat rechtvaardig is onder de mensen” is ook direct verbonden met het gebed, waarin we opmerkzaam worden op wat ons gezegd wordt. De ”goede werken”, heeft Ulrich van Luther geleerd, zijn precies daarin alléén goed te noemen, dat ze erop gericht zijn God door ons heen te laten werken.

Maar blijft het zo niet heel persoonlijk, wordt het ook nog ethiek?! Ja, het blijft persoonlijk en het wordt ook echt een ethiek die hout snijdt en zaken doet! Ulrich denkt ook verder over wat dan ”goede werken” zijn. Het zijn geen vastliggende ”normen en waarden”, die wij nu maar moeten handhaven. Nee, zoals Efeziërs 2:10 zegt, gaat het erom dat we de goede werken doen die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. God heeft ze al klaargelegd voor ons, maar we moeten ze altijd weer ontdekken. Zijn Woord is gelukkig een lamp voor onze voet. Waar we God door Zijn Geest in ons laten werken, blijven we niet steken in „dat mag ik niet van mijn geloof”, maar gaan we ”met lust en liefde naar de wil van God alle goede werken volbrengen” (HC 90) en zelfs –zoals Luther het noemde– ”nieuwe Decalogen maken”.

Gods gerechtigheid geeft zo vorm aan de ethiek.

De auteur is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit is een bewerking van de afscheidsrede die hij vanmiddag hield in de Grote Kerk te Apeldoorn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer