Eerste vrouwelijke hoogleraar geen feministe
„Van een saai leven gaat zelfs een schimmel dood”, zei Johanna Westerdijk. Saai was het leven van Nederlands eerste vrouwelijke professor dan ook niet. Vrijdagmiddag was het een eeuw geleden dat ze haar oratie uitsprak.
Westerdijks uitspraak was ontleend aan haar vakgebied: ze was buitengewoon hoogleraar fytopathologie (plantenziektekunde), eerst in Utrecht, later ook in Amsterdam. Vrijdag opent minister Bussemaker op de Universiteit Utrecht het Westerdijkjaar. Dat gebeurt precies op het tijdstip waarop Westerdijk honderd jaar geleden oreerde: 14.00 uur.
De 34-jarige Westerdijk betrad een mannenbolwerk en gedroeg zich daar soms ook naar. Over haar is wel geschreven: „Ze rookte sigaren als een kerel en dronk bier als een student. Bij het carnaval verkleedde ze zich een keer als man met een grote snor.” Westerdijk (1883-1961) voelde zich een ”jongensmeisje” en veranderde op de basisschool haar roepnaam in Hans. Van nette kleren hield ze niet en praten deed ze in zo plat mogelijk Amsterdams.
Om haar leerstoel te bereiken, maakte Westerdijk een omweg. Ze deed onderzoek in München en verdedigde haar proefschrift in Zürich, want in Nederland kon een vrouw niet promoveren. Haar dissertatie ging over mossen.
Ze was maar liefst 46 jaar directeur van het Phytopathologisch Laboratorium in Amsterdam en 51 jaar van het Centraalbureau voor Schimmelcultures. In die tijd groeide de collectie van 80 tot 11.000 soorten, de grootste schimmelverzameling ter wereld.
Studiereizen brachten Westerdijk in Nederlands-Indië, Japan, de Verenigde Staten, Portugal en Zuid-Afrika. In 1930 werd ze benoemd aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1951 was ze lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De universiteiten van Upsala en Giessen bedeelden haar met eredoctoraten.
Westerdijk stond bekend als een bekwaam docente en onderzoeksleider, maar ook als muziekliefhebber en feestnummer. „Werken en feesten vormt schoone geesten”, vond ze, en ze organiseerde festijn na festijn in haar laboratorium. Patricia Faasse schreef erover in Westerdijks biografie, ”Een beetje opstandigheid”.
Een beetje. Westerdijk zette zich bijvoorbeeld in voor gelijke rechten voor iedereen in de wetenschap, maar een feministe was ze niet. Soms spande ze zich juist voor mannen in: ze protesteerde toen de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging in 1939 een groep Zuid-Afrikaanse studenten weigerde te ontvangen omdat er ook mannen tot het gezelschap behoorden.
Dat uitgangspunt hanteerde ze ook toen de internationale federatie van vrouwelijke wetenschappers IFUW in 1934 onder haar leiding een resolutie aannam die stelde dat de IFUW nationale verenigingen buiten de deur kon zetten als die gekwalificeerde vrouwen weigerden op grond van ras, godsdienst of politieke voorkeur. Dat kwam voort uit verontrusting over de opkomst van fascistische regimes in Europa.
Door de Tweede Wereldoorlog kwam Westerdijk niet helemaal ongeschonden heen: ze had de Duitsers penicilliumstammen geleverd waarvan penicilline werd gemaakt. De zuiveringscommissie pleitte haar echter vrij.
Pleitte Westerdijk voor gelijke kansen, minister Bussemaker grijpt het Westerdijkjaar aan om een voorkeursbehandeling van vrouwen actief te promoten. Ze maakte geld vrij waarmee universiteiten dit jaar honderd extra vrouwelijke hoogleraren aan kunnen stellen. De KNAW houdt twee extra verkiezingsrondes om zestien topwetenschappers voor het lidmaatschap te selecteren. Omdat ze vrouw zijn.