Enthousiasme over wietwet veel te voorbarig
Het gedogen, reguleren en op termijn legaliseren van de cannabisteelt is een diep gekoesterde wens van onder meer D66. Woensdag verdedigde D66-Kamerlid Bergkamp een initiatiefwet die op termijn moet leiden tot het realiseren ervan.
Bergkamp en haar medestanders hebben het tij mee. Zij mogen zich met recht de spreekbuis noemen van een steeds groter wordende groep van burgemeesters die met hen van mening zijn dat de cannabisteelt uit de illegaliteit moet worden gehaald. Sterker nog, in zekere zin zijn zij inmiddels de tolk van bijna alle Nederlandse gemeenten. Nadat een bestuurlijke werkgroep van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in november 2015 in een adviesrapport voor de modernisering van het softdrugsbeleid pleitte, stemde bijna 90 procent van de afgevaardigden op een VNG-congres in juni voor dit pleidooi.
Aan de slag dan maar met een nieuwe wietwet? Ondanks alle voortvarendheid die de voorstanders aan de dag leggen, is het nemen van een adempauze niet verkeerd. Het grote aantal nog lang niet opgehelderde vragen over de wietteelt geeft daar alle aanleiding toe.
Een van die vragen is of de wet echt bijdraagt aan het tegengaan van criminaliteit en onveiligheid. Blijven er door de wet alleen bonafide kwekers over die zich toetsbaar opstellen en zich aan de regels houden? Dat is zeer de vraag. De telers die alleen de Nederlandse coffeeshops willen bevoorraden zijn vermoedelijk wel bereid om uit de illegaliteit te treden. Er is echter geen reden om aan te nemen dat voor de criminelen die zich richten op de export hetzelfde geldt.
Hoe omvangrijk deze groep is, is dus cruciaal om te weten. De kennis daaromtrent blijft echter vaag, een dikke stapel onderzoeksrapporten ten spijt.
Van meer principiële aard is de vraag of de overheid van het kweken van softdrugs wel een legale activiteit moet willen maken. Regulering kan leiden tot normalisering, waarschuwt de Raad van State. Het is een schot voor de boeg waaraan veel te makkelijk voorbij wordt gegaan. Hoe verhoudt het officieel toestaan van de teelt door de overheid zich tot alle staatsmaatregelen die juist gericht zijn op het ontmoedigen van drugsgebruik?
Pleiten voor een wietwet klinkt vooruitstrevend, maar is het niet hopeloos ouderwets? De voorstanders ervan worden niet moe te betogen dat regulering zal zorgen voor meer transparantie, en een betere toets- en handhaafbaarheid. In het licht van de geschiedenis klinkt dat tamelijk pretentieus. Zo werd het legaliseren van de seksbranche uitbundig gevierd als een ideologisch succes, maar de effecten vielen tegen. Meer transparantie? Minder uitwassen? Tussen 2011 en 2015 ontving justitie bijna 4800 meldingen over mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting. Naar schatting de helft daarvan was afkomstig uit het gelegaliseerde deel van de prostitutiebranche.
Het debat over de wietwet kan een adempauze dus wel gebruiken. In plaats van al te hard van stapel te lopen kunnen de pleitbezorgers van de wietwet beter nog eens reflecteren op de hamvraag: Waarom zou legalisering dit keer wél het ei van Columbus zijn?