Aartsbisschop Erbil wil Irak weer gaan opbouwen
Nu de christelijke dorpen in de vlakte van Ninevé en een deel van Mosul op Islamitische Staat (IS) zijn bevrijd, moet er alles aan worden gedaan dat ook de laatste christenen Irak niet verlaten. Dat meent de Chaldeeuwse aartsbisschop van Erbil (Irak).
Monseigneur Bashar Warda, de Chaldeeuws-katholieke aartsbisschop van Erbil, kan als gevolg van het laatste Amerikaanse immigratiedecreet niet afreizen naar Washington. Warda is momenteel in Rome als gast van de Italiaanse afdeling van de mensenrechtenorganisatie Kerk in Nood. In Washington zou hij onder andere een groep Amerikaanse politici, met name Republikeinen, ontmoeten om hen in te lichten over de situatie van de christenen in zijn land.
Verbod
Maar over president Trump wil hij niet te streng oordelen. „We zijn dankbaar voor iedereen die ons kan helpen en die invloed heeft om het geweld te stoppen.”
Het (tijdelijke) verbod op reizen naar de Verenigde Staten komt hoe dan ook hard aan bij de naar schatting 100.000 christelijke Irakezen en Syriërs die in Turkije, Libanon en Jordanië wachten om weg te komen. Warda: „Praktisch zie ik wel een probleem als immigratie plaatsheeft op basis van religie. In Irak hebben christenen en moslims veelal dezelfde soort achternaam.”
Veiligheidsgaranties
Warda is een van de kopstukken van de christelijke gemeenschap in Irak, waarvan de belangrijkste kerken de Chaldeeuws-Katholieke Kerk en de Syrische Kerk (diverse denominaties) zijn. Hij geeft aan dat er in zijn land ook een kleine groep protestanten actief is.
Met eigen ogen heeft hij gezien hoe sterk de christelijke bevolking van Irak is afgenomen. „Twintig jaar geleden woonden er nog 1,5 miljoen mensen, nu nog 300.000”, zegt Warda. Dat cijfer neemt met de dag af. „In 90 procent van de gevallen willen mijn parochianen weg uit Irak. Dat is logisch omdat de situatie zo onzeker is.”
Warda wil dan ook zo snel mogelijk veiligheidsgaranties hebben en de opbouw ter hand nemen. Dat is de enige manier om de emigratie tegen te gaan. „Irak zonder christenen is geen Irak.”
In het leger
We staan op een keerpunt, zegt de aartsbisschop. „Belangrijk is dat Mosul zo snel mogelijk bevrijd wordt op Islamitische Staat. Zolang dat niet gebeurt, zijn de inwoners van de christelijke dorpen in de Vlakte van Ninevé onzeker over de toekomst.”
Ten tweede moeten de Irakese en de Koerdische regionale regering de veiligheid garanderen. Warda roept christenen op om in het leger te gaan om zo zelf onderdeel te zijn van het veiligheidsapparaat.
Zodra Mosul onder controle is, wil Warda de opbouw in de hand nemen. Dat is hem ook wel toe te vertrouwen. Sinds Islamitische Staat in de zomer van 2014 Mosul en de Vlakte van Ninevé veroverde, heeft hij de hulpverlening aan christenen daadkrachtig aangepakt. Eerst werden de mensen ondergebracht in kampen met caravans in en rondom Erbil, dat 85 kilometer van Mosul ligt. Later werd alternatieve huisvesting gezocht door het huren van woningen.
Toekomst
Warda is Kerk en Nood en andere hulporganisaties oprecht dankbaar, zegt hij, omdat hun fondsen deze voortvarende aanpak mogelijk hebben kunnen maken. De hulpverlening is gericht op christenen, maar Warda ontkent niet dat ook soennieten hebben geleden. „Laatst hebben we grote groepen soennieten met voedsel en kleding geholpen, in de wetenschap dat er vermoedelijk ook mensen bij waren die onze dorpen en onze kerken kapot hebben gemaakt.”
Warda wil wel gezegd hebben dat de Iraakse christenen nooit het conflict hebben opgezocht, maar dat zij altijd het slachtoffer waren van de strijd tussen soennieten en sji’ieten. Momenteel is in Irak iedereen –christenen, soennieten en sjiieten– moe van de strijd, het conflict en de angst, vertelt hij. Dat is goed nieuws. „Want alleen bij het einde van de oorlog kunnen we opbouwen. Opbouwen betekent toekomst bieden aan onze jongeren, zodat ze niet hoeven te vluchten.”