Veehouderij moet 10 procent krimpen
Binnen tien jaar moet minimaal 10 procent van de Nederlandse veestapel verdwijnen. Alleen zo kan ons land voldoen aan de Europese nitraatrichtlijn en aan de kaderrichtlijn water.
Dat zei de directeur van het Milieu- en Natuurplanbureau-RIVM, prof. ir. N. D. van Egmond, vrijdag tijdens de presentatie van de Milieubalans 2004. Staatssecretaris Van Geel van Milieu weersprak het genoemde percentage niet. Geld voor een warme sanering is er -in tegenstelling tot de afgelopen jaren- niet. „Er zijn geen middelen. We vinden wel dat de inkrimping op een sociaal-economisch verantwoorde wijze plaats moet vinden. Daarover zijn we momenteel in discussie”, aldus de bewindsman.
Volgens Van Geel zal een deel van de sanering vanzelf plaatsvinden. Op dit moment krimpt de veestapel met 1 procent per jaar, maar het is niet gezegd dat deze trend zich voortzet.
Voor 1 juni komt het kabinet met een concreet plan over de toekomst van de veehouderij in ons land. Op zich is het Nederlandse mestbeleid succesvol, zo blijkt uit de Milieubalans. Sinds 1998 is het stikstof- en fosfaatoverschot met 30 procent afgenomen. Volgens EU-normen zit er altijd nog te veel nitraat in grond- en oppervlaktewater. Daarom heeft de Unie het Nederlandse mestbeleid afgewezen. Voor 1 juni moet het kabinet aangeven hoe het wel aan de Europese normen denkt te gaan voldoen. Als dat plan er niet komt, gaat Europa nog strengere regels hanteren.
In het nieuwe plan geven minister Veerman van Landbouw en staatssecretaris Van Geel tevens aan hoe Nederland gaat voldoen aan de kaderrichtlijn water, die ook van de EU afkomstig is. Daarin staat aan welke normen Nederland moet voldoen als het gaat over de uitstoot van fosfaat.
Het kabinet heeft ervoor gekozen de maatregelen die voortvloeien uit beide richtlijnen te combineren. Daarmee voorkomt de overheid dat zij per 1 juni een aantal maatregelen afkondigt in verband met de nitraatrichtlijn en binnen enkele maanden daarna met aanvullingen komt in verband met de kaderrichtlijn water. „We schetsen een meerjarig perspectief, zodat er niet steeds aanvullend beleid nodig is”, aldus de staatssecretaris vrijdag.
Van Geel was blij met de cijfers in de Milieubalans 2004, het „milieujaarverslag” van Nederland. De uitstoot van de meeste schadelijke stoffen, inclusief kooldioxide, daalt. Van Egmond wees erop dat de overheid op het punt van zwaveldioxide en stikstofoxide, de stoffen die vooral vrijkomen door het gebruik van auto’s, met het huidige beleid niet zal voldoen aan de Europese normen.
Van Geel bestrijdt dat. Hij zei dat de overheid er bewust voor heeft gekozen om in overleg met het veld de uitstoot op vrijwillige basis terug te dringen. Dat is ook gebeurd bij het afvalbeleid en dat leidde tot zeer gunstige resultaten. Als blijkt dat er op vrijwillige basis geen afspraken te maken zijn, zal de overheid in 2006 met wetgeving komen.
De bewindsman verwacht dat er op vrijwillige basis veel mogelijk is. Zo zal hij zich tijdens het Europees voorzitterschap, in de tweede helft van dit jaar, sterk maken voor een subsidieregeling voor het plaatsen van roetfilters in dieselauto’s. Technisch is het nu mogelijk, alleen, fabrikanten bouwen ze niet standaard in. De filters kunnen ook in bestaande auto’s worden gemonteerd.
Plaatsing van de filters leidt tot een aanzienlijke verbetering van de luchtkwaliteit. Door de uitstoot van fijnstofdeeltjes uit dieselauto’s overlijden volgens het RIVM in ons land jaarlijks 5000 mensen.