Botsende theorieën in de natuurkunde
Het heelal wordt in de huidige theorieën beter beschreven dan ooit in het verleden is gebeurd. „We zouden behoorlijk tevreden moeten zijn. Maar dat zijn we niet”, schrijft Carlos Rovelli in zijn boek ”Zeven korte beschouwingen over natuurkunde”.
De natuurkundige geeft ook aan waarom hij zo ontevreden is. „De twintigste eeuw heeft ons twee juweeltjes nagelaten: de relativiteitstheorie en de kwantummechanica. De eerste gaf een enorme impuls aan de kosmologie, de astrofysica, zwarte gaten en nog veel meer. De tweede vormt de grondslag voor de atoomfysica, de kernfysica, de deeltjesfysica en ga zo maar door. Toch kunnen de twee theorieën niet allebei juist zijn, want ze spreken elkaar tegen.”
Rovelli schetst een helder beeld van de totstandkoming van de hedendaagse natuurkunde met zijn zekerheden en onzekerheden; zijn consequenties voor de samenstelling van het heelal, deeltjes, zwarte gaten, tijd, ruimte en waarschijnlijkheid.
Wat wel verbaast, is dat „deze beschouwingen zijn geschreven voor mensen die weinig of niets afweten van moderne wetenschap”, aldus de auteur. Enig medelijden met die mensen is wel op zijn plaats. Rovelli veronderstelt ondanks zijn bemoedigende woorden heel wat natuurkundige voorkennis en schuwt het niet om kwistig met tal van technische termen te strooien.
Jammer is overigens wel dat Rovelli God er te pas en te onpas bijhaalt. Temeer omdat hij nergens in zijn boek God erkent als de Schepper van de natuur die hij bestudeert en beschrijft.
Boekgegevens
”Zeven korte beschouwingen over natuurkunde”, Carlo Rovelli; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 351 4382 1; 96 blz.; €10,-.