Rye: een schilderachtig stadje op een heuvel
Rye, gelegen in het Engelse graafschap East Sussex, is prachtig. Maar is het ook de meest schilderachtige stad van Zuid-Engeland, zoals sommige reisgidsen schrijven?
Geoff Hutchinson reageert verbaasd: „Zeggen ze dat van ons?” Hutchinson leidt zijn leven lang –en hij is de pensioengerechtigde leeftijd al ver voorbij– binnen- en buitenlandse bezoekers rond in het op een heuvel gelegen Rye. De stadsgids wacht niet eens op een antwoord: „Ze hebben kennis van zaken. Rye is bijzonder.”
De stadsgids verkoopt het circa 5000 inwoners tellende stadje zoals een marktkoopman zijn waren. Sommige mensen zouden zeggen: Goede wijn behoeft geen krans. Maar daar heeft Hutchinson geen boodschap aan.
De wetenschap dat zijn woonplaats tot de schilderachtigste stad van Zuid-Engeland wordt bestempeld, laat Hutchinson niet los. Hij herhaalt de woorden zachtjes voor zichzelf. En dan hardop: „Dat is niet niks hoor, als ze dat van je zeggen. Want het zuiden van Engeland is net als de rest van ons land, rijk aan eeuwenoude kerken, kastelen, huizen en andere bouwwerken. Hier in de omgeving alleen al heb je Hastings en Battle. Stuk voor stuk prachtige plaatsen die de moeite van het bezoeken waard zijn.”
„En voor mensen van het vasteland is het niet ver”, voegt Hutchinson eraan toe. „Als je het Kanaal bij Calais naar Dover oversteekt, is het naar Rye maar een halfuur rijden. En door de val van het Britse pond is het voor jullie van het vasteland hier een stuk betaalbaarder geworden.”
Hutchinson heeft zijn gasten op een van de parkeerplaatsen buiten het centrum van Rye opgewacht. Nadat hij zich heeft voorgesteld, loopt Hutchinson via de Land Gate, de enige van de vier stadspoorten die er nog is, het oude Rye binnen. Ondertussen vertelt hij in een paar zinnen de rijke geschiedenis van het vestingstadje. „In de middeleeuwen was Rye een stad van aanzien. In 1377 bestookten de Fransen onze stad met kanonnen en werd Rye platgebrand. Alles werd weer opgebouwd, maar we bereikten nooit meer de positie die we hadden. Daar komt bij dat Rye in de middeleeuwen direct aan zee lag. Een paar eeuwen geleden is de boel verzand en nu ligt het open water 3 kilometer verderop.”
Hutchinson staat even stil, zwijgt en wijst dan op een paar kleine visserschepen die in een vrij smal water liggen. „Dat is de rivier de Rother. We hebben nog altijd een haven en vissen doen we ook nog altijd. Maar met het smokkelen is het gedaan.”
„Smokkelen?” vraagt een van de gasten. „Ja, smokkelen”, zegt Hutchinson. In het verleden werd er langs de hele zuidkust gesmokkeld, en Rye vormde daarop geen uitzondering. „Kom, dan laat ik iets aardigs zien.”
De stadsgids sommeert zijn gasten hem te volgen. Hutchinson loopt Mermaid Street op, „de mooiste straat van Rye. Hier geen asfalt, alleen maar kinderhoofdjes. Pas op voor uw enkels.”
Links en rechts van de smalle straat pittoreske vakwerkhuizen met witte gevels. „Nou, is het schilderachtig?” vraagt Hutchinson totaal overbodig. Hij wacht niet op een antwoord maar wijst naar de smalle steegjes tussen de huizen. „Als de smokkelaars werden betrapt vluchtten ze via deze smalle gangen. Voor de politie was het bijna onmogelijk ze in hen kraag te vatten.”
„En hier”, Hutchinson wijst naar hotel-restaurant The Mermaid Inn, „kwamen de smokkelaars bij elkaar. Dit was als het ware hun hoofdkwartier.” Hij doet de deur open en gaat de bezoekers voor naar binnen. Hij stelt weer een voor zichzelf sprekende vraag: „Sfeervol of niet?” vraagt Hutchinson en kijkt stilstaand om zich heen. The Mermaid Inn is een bijzondere mix van een bruin café met landhuisachtige details. Het is een labyrint van gangen en kamers, allemaal bestaand uit hout, ontegenzeggelijk oud en chic. Bij de ingang hangen foto’s van politici, zangers en filmsterren die hier te gast waren.
Britse humor
Hutchinson is alweer naar buiten gesneld. Hij wijst naar het huis aan de overkant en zegt: „Dat noem ik een staaltje Britse humor.” Boven de deur hangt een bordje met de naam die de bewoner het huis heeft gegeven: ”The house opposite”, het huis aan de overkant. Een paar meter verderop staat een pand met twee voordeuren. Op het eerste gezicht zijn het twee woonhuizen. De bordjes boven de deuren maken duidelijk dat het om één woning gaat: ”The house with the two front doors”, het huis met de twee voordeuren.
De stadsgids vervolgt de straat die omhoog loopt naar de middeleeuwse St Mary’s Church, met de „oudste nog werkende klok in Engeland. De klok dateert van 1560 en is indertijd aangekocht voor 31 pond. De toren moet u beklimmen voor het adembenemende uitzicht.” Zelf gaat hij de toren niet meer op. „Ik weet hoe het er uitziet.”
Als de gasten weer beneden zijn gaat Hutchinson verder. „We hebben nog een kasteel: Ypres Tower, een fort uit de 13e eeuw dat als kasteel, woning, rechtbank en gevangenis heeft gediend.”
Hutchinson besluit zijn toer bij het zogenaamde Lamb House, waar de Amerikaanse schrijver Henry James heeft gewoond en gewerkt. „Hier ontving hij collega-schrijvers zoals Joseph Conrad.”
Hutchinson neemt afscheid van de bezoekers. „Loop rustig nog wat rond door de straatjes. Hier zijn tal van aardige winkels. Het is hier allemaal niet groot. Ik zeg altijd maar: Rye is klein maar fijn.”