Gezondheid

Jakob glijdt ineens van zijn stoel af

Als huisarts hoor je meestal als eerste de klachten van een patiënt. Die zijn dan vaak nog vaag en onsamenhangend. Het kan dan wijs zijn een tijdje af te wachten. Veel klachten gaan vanzelf over en andere dingen worden helder. Voor patiënten is zo’n beleid niet altijd invoelbaar, zeker als er achteraf sprake blijkt te zijn van een ernstige aandoening.

13 January 2017 10:38Gewijzigd op 16 November 2020 09:34
beeld ANP, Arie Kievit
beeld ANP, Arie Kievit

Neem Jakob van Dorst, een jongen van elf. Zijn moeder belt naar de huisartsenpost, waar ik op een vrijdagavond dienst heb. Ze vraagt om raad, want ze kan haar zoon niet meer bereiken. Jakob was op maandag ziek geworden, had minder eetlust en moest af en toe braken. Dit laatste was de afgelopen dagen erger geworden. Op dinsdag was de eigen huisarts gebeld met de vraag of hij wat tegen misselijkheid en af en toe braken kon geven. Hij had iets voorgeschreven, maar dat had niet geholpen. Bij navraag door de doktersassistente bleek dat Jakob niet veel had gegeten, maar wel de hele week goed gedronken had. Ook plaste hij regelmatig.

Kortom, een verhaal dat past bij een virale buikgriep, die meestal na een paar dagen, maximaal een week vanzelf weer over moet gaan. Maar die dag ging het slechter met hem. Jakob klaagde over buikpijn en had al drie keer overgegeven. „Na de maaltijd gleed hij ineens van zijn stoel af en zat hij maar te zuchten. Daarna reageerde hij niet meer toen ik wat tegen hem zei”, meldt zijn moeder aan de assistente.

Het blijft onduidelijk. Is Jakob flauwgevallen? Dat zie je vaker bij buikgriep of na braken. De assistente overlegt even. Het verhaal is vaag, maar het voelt niet goed. Het is beter als Jakob direct naar de huisartsenpost komt. De vraag is of dat kan, maar zijn moeder zegt dat het geen probleem is.

Bij aankomst draagt zijn moeder Jakob binnen als een bewusteloze. Zijn hoofd hangt slap achterover. Hij heeft diep ingevallen ogen en ziet erg bleek. Opvallend zijn ook de bleke lippen. Hij ademt snel en diep zuchtend. Zijn pols is nauwelijks voelbaar. Het beeld is ernstig en alarmerend. Wat is dit? Een paniekgevoel bekruipt me, alsof de dood om de patiënt hangt. Diverse gedachten flitsen door me heen, maar één ding is helder: hier moet snel wat gedaan worden. Ondertussen wenk ik de huisarts in opleiding: „Wat denk jij?” Antwoord: „Weet ik niet.”

Jakobs moeder kijkt me angstig aan. Ik vertel haar dat ik nog niet weet wat er aan de hand is en dat we direct naar de spoedeisende hulp gaan voor verder onderzoek. Ik bel de kinderarts en vraag hem direct naar het ziekenhuis te komen. Hij is er snel. Na een paar minuten belt hij al: „Jakob heeft diabetes. Zijn bloedsuikergehalte is 61,5.”

Daarmee valt alles achteraf op z’n plek: het begon met dorst, veel plassen, misselijk worden en braken. Langzaam, maar steeds sneller is het lichaam zuur geworden door diverse chemische reacties. Om deze verzuring tegen te gaan, ging Jakob als vanzelf diep zuchten, waardoor koolzuur wordt afgeblazen en de zuurgraad daalt.

Een uur later loop ik nog even naar de ouders op de eerste hulp. Ze zijn bezorgd, maar ook boos op hun huisarts. Waarom gaf hij wat voor buikgriep, terwijl er dit aan de hand is? En waarom deed hij verder niets? Jakobs vader wil een hartig woordje met hem gaan spreken. Om de zaak wat te sussen, bied ik aan om eerst zelf even met de huisarts te bellen. Deze reageert verbaasd: „Ik heb één keer telefonisch contact gehad op dinsdag. Er werd alleen gevraagd of ik iets tegen overgeven had…” De huisarts belooft zelf een gesprek te hebben met de ouders.

Na behandeling met insuline gaat het na een paar uur al veel beter met Jakob.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer