Ridderkerker bouwt haaienduikboot
Op het erf van Ridderkerker Ad Los (67) staat het te pronken: een duikbootje met het uiterlijk van een haai. Een Albin-scheepsmotor uit 1961 dient er nog een plaatsje in te krijgen en daarna moet een jongensdroom uitkomen. Want Los wil er ook echt mee gaan duiken.
Het vaartuig vormt een van de vele blikvangers op zijn erf, zo blijkt bij een bezoek aan het kleurrijke raadslid van de partij Echt voor Ridderkerk. Het voormalige schoolgebouw achter het woonhuis van de familie Los herbergt onder meer een oorlogs- en verzetsmuseum, een schaalmodel van het zonnestelsel, een sterrenwacht en een tijdmachine.
Los startte een jaar geleden met de bouw van de duikboot. „Ik had het daar twintig jaar geleden al over, maar nu ik gepensioneerd ben, heb ik eindelijk tijd voor.”
Het project bracht hem voor het eerst diepgaand met scheepsbouw in aanraking. „Ik bouwde de duikboot van de grond af op.”
Geschikte motor
Voordat hij een ontwerp maakte, ging Los op zoek naar een geschikt scheepsmotortje. „Ik wist al gauw dat ik een Albin moest hebben, een Zweedse motor. Eigenlijk zocht ik een tweecilinder, maar uiteindelijk stuitte ik op een viercilinder: een Albin 041, 1800 cc, 1300 toeren. Ik wist niet dat die ook bestonden.”
De 20 pk ervan moet voldoende zijn, meent Los. „Ik heb berekend dat ik hiermee onder water een snelheid van 28 kilometer per uur kan halen. Meer dan genoeg.”
Los trof de Albin allesbehalve in perfecte staat aan. Het verwaarloosde salonbootje waarin de motor huisde, had jaren op de bodem van een vaartje gelegen. Verder ontbraken de koperen olieleidingen. Los: „Ik heb hem helemaal uit elkaar gehaald; de kleppen geschuurd, de cilinders uitgeboord en geslepen en de ontbrekende onderdelen erbij gezocht: een originele gelijkstroomdynamo bijvoorbeeld. Nu ziet hij er weer netjes uit.”
Zijn bewondering voor het Zweedse machientje is groot. „De cilinderzuigers bewegen bijvoorbeeld om en om. Zo maken andere motorfabrikanten het bijna nooit. De motor trilt hierdoor veel minder. Verder is een Albin heel degelijk, basaal en overzichtelijk. En hij paste precies in het ontwerp dat ik voor ogen had.”
Duiken
Om zijn ‘duikhaai’ gecontroleerd onder de golven –en weer omhoog– te krijgen, deed de Ridderkerker het nodige onderzoek. „Er kunnen bijvoorbeeld geen ballasttanks in om vol en leeg te pompen.” In plaats hiervan deponeert hij 800 kilo ballastlood in de ‘haaienbuik’. „Hierdoor hangt hij voor 90 procent onder water en het geeft hem gelijk zijn stabiliteit.”
Duiken door snelheid
Duiken moet vervolgens gebeuren door snelheid te maken. „Als ik dan de borstvinnen draai, trekken ze ook de laatste 10 procent onder water. Zo doet een echte haai het ook.”
Los bedient zijn duikboot trouwens net als een vliegtuig. „Met voetpedalen beweeg ik het roer, en met mijn handen de vleugels, oftewel de borstvinnen.”
Ook aan luchtvoorziening voor de verbrandingsmotor tijdens het duiken heeft Los gedacht. „Bovenop, aan de rugvin verankerd, komt een luchtpijp van 1,25 meter hoog. Hierdoor kan ik continu een meter onder de oppervlakte varen.” Als ook deze pijp onder de waterspiegel zinkt, sluit een klep automatisch de toevoer af. „Er gaat dan een rode lamp branden. Vervolgens kan ik nog ongeveer een minuut onder water blijven voor de lucht op is. Voor dat zover is, moet ik wel naar boven: het gaat om dezelfde lucht als die ik inadem.”
Dat stijgen moet geen probleem zijn. Zodra de snelheid terugloopt, beweegt het vaartuig automatisch weer omhoog. „Ik heb er goed over nagedacht. Zelfs als ik onwel word, kom ik vanzelf bovendrijven.”
De kans dat de schroef van zijn stalen haai in waterplanten verstrikt raakt, acht Los nihil. „De motor heeft meer dan genoeg kracht, dankzij een heel hoog koppel.” Voor noodsituaties heb ik straks een veiligheidshamer aan boord. Daarmee kan ik een ruit van de koepel kapotslaan. Als daarna de druk wegvalt, kan het luik gemakkelijk open.”
Geen vergunning
Om met de duikboot te mogen varen, heeft de Ridderkerker naar eigen zeggen geen vergunning nodig. „Ik ga er alleen maar als privépersoon mee varen, niet met betalende passagiers.” Hij heeft er wel een vaarbewijs voor nodig, maar dat bezit Los al. „In juli volgend jaar wil ik ermee varen.”
Of hij er op de Waal mee mag duiken, moet hij nog uitpluizen. „Maar als ik er hier alleen óp het water mee mag varen, ga ik ergens anders duiken. Want dat gaat wel gebeuren, hoe dan ook.”
Over de kosten van het project wil Los het niet hebben. „Ze vallen mee”, stelt hij afwerend. „Het meeste heb ik zelf gedaan.” Voor het walsen van de romp moest hij echter derden inschakelen. „Bijna niemand wilde het doen. Het is een heel lastige klus, want naar de achterkant loopt de boot taps toe.” Uiteindelijk ging metaalbewerkingsbedrijf Adlas uit Arkel de uitdaging aan.
Los hoopt nog een keer een raket te bouwen, zo droomt hij hardop. „Leuk voor onze sterrenwacht.” Of hij de raket eveneens als vervoermiddel wil gaan gebruiken, laat hij in het midden.