Reizen van Amri bewijzen schaduwzijde van open grenzen
Open grenzen zijn niet alleen mooi voor brave burgers die op wintersport gaan. Ook terroristen maken er gebruik van. Anis Amri, die Tunesiër die een aanslag pleegde in Berlijn, reisde eenvoudig vanuit Duitsland naar Nederland, België, Frankrijk en Italië. Als hij had gewild, had hij wel alle 26 landen van de Schengenzone kunnen aandoen. Binnen dit gebied zijn in principe alle grenscontroles afgeschaft.
Politici hebben de neiging open grenzen als een belangrijke verworvenheid te verkopen. Voor dat standpunt is veel te zeggen. Voor veel bedrijven die vroeger vooral binnen Nederland zaken deden, is het nu volstrekt normaal om de vleugels verder uit te slaan. De euro vergemakkelijkt dat. Ook particulieren zijn mobieler geworden. Een buitenlandse vakantie is vandaag niets bijzonders meer (en soms zelfs goedkoper dan een vakantie in eigen land). Dit hoort allemaal bij een maatschappelijke en technische ontwikkeling die niet terug te draaien valt.
Toch zitten er aan die open grenzen ook minder positieve kanten. Ook de misdaad maakt gebruik van het vrije verkeer van personen en goederen. Amri schoot in Milaan met hetzelfde pistool als waarmee hij in Berlijn de Poolse vrachtwagenchauffeur had gedood. Ongetwijfeld had hij dat wapen bij zich toen bewakingscamera’s in Amsterdam en Brussel hem vastlegden. Deze man reisde dus met een geladen pistool door Europa.
De burger kan vandaag dus ver reizen zonder grenscontrole, maar intussen moet hij vaker dan ooit zijn identiteitsbewijs laten zien. Tal van bedrijven schrijven namen van bezoekers op en vragen soms om een legitimatie. De Tweede Kamer was vroeger redelijk vrij toegankelijk, maar inmiddels moet elke bezoeker zijn spullen door een scanner laten gaan en zijn paspoort laten zien. Sinds de terreuraanslagen in Parijs en Brussel staat er zelfs marechaussee voor de deur.
Het is de vraag of de grenscontroles niet zijn afgeschaft vanuit een veel te optimistische ideologie van een verenigd Europa. Onder het Verdrag van Schengen zijn grenscontroles de uitzondering, die maximaal twee jaar lang mogen worden uitgevoerd. Vanaf het najaar van 2015 hebben enkele landen deze controles weer ingesteld om de vluchtelingenstroom te kanaliseren. In die periode bleek ook dat de buitengrens van de Schengenzone (opnieuw vanuit dit optimisme) schromelijk was verwaarloosd.
De nieuwste variant is het Belgische plan om passagiers op internationale bus- en treinreizen om een identificatie te vragen. Net als op het vliegveld gebeurt. Nederland heeft daar positief op gereageerd.
In ons land geldt de identificatieplicht voor iedereen vanaf 14 jaar. Die geldt dus ook voor (internationale) reizigers.
Je paspoort of rijbewijs laten zien is op zich weinig moeite. Maar intussen zijn we wel in een soort identificatiemaatschappij beland, terwijl veel mensen juist gesteld zijn op hun privacy.
Laten beleidsmakers daarom ophouden zich op de borst te kloppen over die open grenzen. Die hebben immers niet alleen geleid tot vooruitgang.