Toebrenging
Zacharia 12:10a
„Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden.”
We kunnen niet zonder de bekwaammaking van de Geest. Paulus zegt daarom: „Wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest komt onze zwakheden te hulp.” De blinde wereld denkt alles te kunnen, maar kan niets! Maar degenen die door God ontdekt zijn, gaan verstaan dat zij in alles afhankelijk zijn. Dat zij voor elke ware zucht de Geest nodig hebben.
Het volk waarover die Geest zou worden uitgestort, is het huis Davids en de inwoners van Jeruzalem. Niet over die allen, want dan zou er geen brede weg naar het bederf meer zijn. En de smalle weg zou dan breed geworden zijn. Maar toch over velen, want dat geeft de uitdrukking „uitstorten” te kennen.
Hoevelen van dit geslacht werden er reeds vervuld met die Geest op de pinksterdag te Jeruzalem. Want daar lezen we al direct van drieduizend en even later van vijfduizend. Dan lezen we van een grote schare priesters die het geloof gehoorzaam werd en ten slotte horen we de ene apostel tot de ander zeggen: „Gij ziet broeder, hoevele duizenden van Joden er zijn die geloven” (Handelingen 21:20). Zie, dit is dus al vervuld.
Hoevelen zullen er nog toegebracht worden in het laatste der dagen, als de kinderen Israëls vrezende zullen komen tot de Heere en tot Zijn goedheid en erkennen de Heere hun God, en David hun koning.
Wulfert Floor, landbouwer te Driebergen (”Al de eenvoudige oefeningen”, 1914)