Oekraïneperikelen maken van beginnend leider „grote jongen”
En wéér debatteerde de Kamer deze week een héle avond met premier Rutte over het Oekraïneverdrag en het in april gehouden referendum. Hoeveel uren heeft de politiek het afgelopen jaar al niet aan dit thema besteed?
Opmerkelijk is en blijft dat een associatieverdrag waarvoor in 2015 bijna niemand aandacht had, sindsdien uitgroeide tot een waar schibbolet. Toen de Kamer anderhalf jaar geleden met minister Koenders over het verdrag sprak, was het door de PVV aangevraagde debat weliswaar grondig, maar namen daar slechts de grote fracties aan deel. CU en SGP bijvoorbeeld, die het associatieverdrag steunden, lieten het debat aan zich voorbijgaan.
Maar wat toen zonder veel ruchtbaarheid passeerde, beheerst inmiddels al een klein jaar de Haagse politieke agenda. Voor Rutte werd het een hoofdpijndossier. En in de CU leidde de kwestie deze week tot een klein relletje.
De partijprominenten Van Middelkoop (oud-minister van Defensie) en Blokland (oud-EU-parlementariër) gebruikten in het Nederlands Dagblad stevige woorden om het standpunt van de CU-fractie neer te sabelen. Volgens de oud-GPV’ers is hun partij, die vindt dat het kabinet de uitslag van het referendum moet volgen, volledig het spoor bijster.
De vraag intrigeert hoe een relatief kleine zaak als een associatieverdrag aan het Binnenhof in korte tijd zo’n groot ding kon worden en bovendien zo’n gevaarlijke splijtzwam.
Eén verklaring hiervoor is de opkomst van het populisme. Dat slaagde er de afgelopen vijftien jaar immers in om diverse maatschappelijke thema’s die voorheen als neutraal en technisch golden scherp te politiseren, dat wil zeggen tot voorwerp van heftige politieke strijd te maken. Voorbeelden? De multiculturele samenleving. De kosten van ons koningshuis. De Europese Unie.
Door het EU-verdrag met Oekraïne te plaatsen in het frame van een moedige strijd van ”het” volk tegen de arrogante Brusselse elite, wisten de GeenPeilmensen eerst een referendum af te dwingen en dat vervolgens ook te winnen.
Op zichzelf is het politiseren van zulke thema’s natuurlijk niet verkeerd. Waarom zouden, in een open democratie waarin over van alles en nog wat gedebatteerd wordt, deze onderwerpen buiten de politieke gedachtewisseling blijven? Gaat het sluipende proces van Europese eenwording u en mij soms niet aan?
Nee, het probleem is niet dat Europa voorwerp van politieke strijd is gemaakt. Problematisch is de manier waarop dat het afgelopen jaar gebeurde. Ten onrechte werd een internationaal verdrag in een referendum betrokken. Ten onrechte vermengden Jan Roos c.s. het al dan niet accorderen van dit verdrag met kwesties die er in wezen niet mee te maken hebben, zoals toetreding van Oekraïne tot de EU. En ten onrechte bestempelden politieke partijen dit raadgevende referendum vooraf als voor hen bindend.
Gevolg? Een bestuurlijke en politieke janboel en een maatschappelijk debat waarin je nog moeilijker je weg vindt dan door het donkerste lianenwoud. Waardoor er uiteindelijk zelfs in de ChristenUnie, toch een partij met een tamelijk homogene achterban, deze week spanningen naar buiten kwamen.
En natuurlijk, partijleider Segers hééft –net als SGP’er Van der Staaij trouwens– iets uit te leggen. Want eerst voor het verdrag stemmen, daarna tegen het referendum zijn, en ten slotte toch de uitslag van het referendum volgen, vraagt om toelichting. Maar die toelichting vált ook prima te geven. Het probleem is alleen dat een omgekeerde redenering ook verdedigbaar is.
In essentie hebben we hier te maken met een klassiek politiek dilemma. Met een schoolvoorbeeld van een keuze uit twee kwaden, waarbij de uiteindelijk gemaakte keuze altijd een groep mensen, ook in de eigen achterban, teleurstelt.
Pijnlijk? Jazeker. Maar tevens een voor een beginnend partijleider nuttig leerproces. Of zoals Segers zelf donderdag in de wandelgangen met wat zelfspot opmerkte: „Nee, niet leuk. Beslist niet. Maar zo word je nu eenmaal een grote jongen.”