Militairen op missie ook tijdens Kerst paraat
Nederlandse militairen zetten zich –ook tijdens de kerstdagen– in voor vrede en veiligheid. Wereldwijd – ver van huis en haard. „De plicht roept.” Een handvol generaals brengt dezer dagen een bezoek aan de troepen.
Vrijdagochtend. Generaal Dennis Luyt maakt zich op de Vliegbasis Eindhoven gereed om zijn manschappen in een missiegebied op te zoeken. „Ik ga hun een hart onder de riem steken”, verklaart de hoogste baas van de Koninklijke Luchtmacht.
Tijdens de kerstdagen zijn in totaal bijna 1100 Nederlandse militairen paraat met veertien verschillende missies. In Irak, Mali, Somalië, Afghanistan, Zuid-Sudan en Bahrein. Soms één, soms tien, soms een paar honderd. Maar ook in Nederland staan soldaten op scherp.
De legertop verdeelt de missiegebieden tijdens Kerst. Generaal Luyt is op pad met z’n collega’s Harry van den Brink (marechaussee) en Martin Wijnen (landmacht). Generaal Leo Beulen, de baas van de landmacht, zit aan de andere kant van de wereld. Onder begeleiding van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB). Wie waar zit, is zo ongeveer staatsgeheim. „Veiligheid.”
Volgens generaal Luyt is het op zich al „bijzonder” dat militairen bereid zijn familie en vrienden achter te laten om zich in te zetten voor een verbetering van de leefomstandigheden van anderen ver weg, maar uiteindelijk ook voor de veiligheid in Nederland. „Inzet tijdens de kerstdagen is nog eens extra speciaal.”
De klimatologische omstandigheden in het missiegebied –extreme temperaturen, zware zandstormen– vergen het nodige van de manschappen. „Ze bivakkeren midden in een woestijngebied. Hun inzet dwingt groot respect af. Militairen zijn bezig met een taak die groter is dan zijzelf.”
Taliban
In Mazar-e-Sharif zitten vanavond honderd Nederlandse militairen in de Lions Rock op Camp Marmal samen aan het kerstdiner. Nederland zet hier sinds 2015 de schouders onder de missie Resolute Support om leger en politie in Afghanistan te helpen opbouwen. Samen met Duitsers, Armeniërs, Georgiërs, Belgen en Zweden.
In Mazar-e-Sharif, een stad in het noorden van Afghanistan, heeft defensie een eigen kampje gebouwd, de Dutch Mountain. „’t Ziet er strak uit”, verklaart krijgsmachtpredikant Ties Schutte (51). Manschappen brengen –gezien de gevaarlijke situatie– door in gepantserde units.
De taliban slaan regelmatig dodelijk toe. In Mazar-e-Sharif vindt elke week wel een incident of aanslag plaats. „We moeten altijd alert zijn”, verklaart de geestelijk verzorger (gv’er), uitgezonden vanuit de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). „Afghanistan is geen vakantieland.” Begin november, vlak voor aankomst van de huidige lichting Nederlanders, vond er nog een zware bomaanslag plaats op het Duitse consulaat. Met triest resultaat. Zes doden en 120 gewonden.
Manschappen mogen daarom –scherfvest aan, helm op– alleen de poort uit onder begeleiding van de zwaarbewapende Force Protection, bijgenaamd de Guardian Angels (beschermengelen). Ook de Medical Task Force moet mee op pad. „Voor het geval dat.”
De huidige lichting loopt nog tot eind maart. „Pittig”, verklaart ds. Schutte, kruisje op z’n camouflagepak. Nog pittiger is om ook de kerstdagen én oud en nieuw door te brengen op pakweg 5000 kilometer afstand van het thuisfront.
Het gemis knijpt tijdens de feestdagen extra. „Militairen worden op zichzelf teruggeworpen. Het zijn ook voor hen de donkere dagen voor Kerst. Het is een emotionele hobbel. Militairen zeggen: Laat die feestdagen maar voorbij zijn, dan kunnen we gaan aftellen.”
Offers
Militairen waarderen het bezoek van de legerleiding, weet generaal Luyt. „Het is goed om mijn mensen weer even te zien en even aan te raken. Om even een praatje te maken.” De luchtmachtbaas vindt het zelf niet erg om tijdens de kerstdagen op werkbezoek te zijn. „Voor mij is het een klein offer. Dat staat niet in verhouding tot het offer dat militairen brengen.”
De driesterrengeneraal wijst in het bijzonder op het thuisfront. „Voor familieleden van militairen is het pittig”, weet Luyt uit ervaring. „De partner staat er maanden, soms een halfjaar of langer, alleen voor. Een achtergebleven gezin moet het toch maar bolwerken.” De luchtmacht probeert achterblijvers zo goed mogelijk bij te staan.
In Afghanistan biedt krijgsmachtspredikant Schutte militairen een luisterend oor, organiseert bezinningsbijeenkomsten en zoekt de manschappen op. Morgen vindt er een speciale kerstbijeenkomst plaats. „Geen kerkdienst, maar een bezinningsmoment.” De doelgroep varieert van moslims tot gereformeerdebonders.
Schutte probeert aan te sluiten bij de belevingswereld van de militairen. „Vanavond kondig ik tijdens het kerstdiner aan dat ik morgen over de Protection Force ga spreken. Even om de nieuwsgierigheid te wekken.” Vanuit de Guardian Angels van de Protection Force legt de legerpredikant een link met Lukas 2. „Een grote hemelse legermacht van engelen brengt een bezoek aan de herders. De hemel gaat open. God Zelf grijpt in, van bovenaf, via een gigantische reddingsoperatie in de gebroken werkelijkheid van ons bestaan.”
Iedere militair herkent deze gebrokenheid, weet de legerpredikant. „In Afghanistan sta je met je voeten in de modder. We zitten daar niet voor niets. Ik geef daarbij aan dat we vanuit de christelijke traditie geloven dat God vrede zal brengen op aarde. Hij is de grote Heelmaker.”
Saamhorigheid
Generaal Luyt brengt in zijn missiegebied ook een bezoek aan de bijeenkomst van de gv’er. „Momenten van bezinning zijn belangrijk, dan doe ik altijd even mee. Het versterkt het saamhorigheidsgevoel. Je viert de feestdagen ver van huis met je eigen manschappen.”
Op uitzending zonder missie
Nederland heeft sinds de Tweede Wereldoorlog zo’n 120 grote en kleine missies uitgevoerd in het buitenland. Niet altijd met evenveel succes. De missie in Uruzgan, Afghanistan, kampte bijvoorbeeld met een „gebrek aan visie” en „onrealistische politieke doelstellingen.”
Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid. Vele duizenden militairen hebben de afgelopen decennia hun steentje bijgedragen aan vrede en veiligheid. Wereldwijd. Met vredesmissies, met gevechtsmissies. In Korea, in Libanon, in Somalië.
De Taskforce Uruzgan (TFU) is de grootste Nederlandse uitzending sinds de oorlog in Korea (1950-1953). Militairen zetten in de Afghaanse provincie vier jaar lang (2006-2010) hun beste beentje voor. Nederland heeft met 24 gesneuvelde militairen een zware tol betaald.
Oud-militair Martijn Kitzen (38) is vorige week gepromoveerd op een studie naar de Nederlandse missies naar Uruzgan en Atjeh, waarbij tegelijkertijd zijn boek ”Oorlog onder de mensen” verscheen. „Nederlandse militairen, diplomaten en ontwikkelingswerkers zijn in Uruzgan op pad gestuurd zonder concrete doelen en een heldere strategie”, stelt dr. Kitzen, krijgswetenschapper aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) in Breda. Kitzen is in 2008 zelf uitgezonden geweest naar Uruzgan.
U trekt harde conclusies.
„Ja, maar gebaseerd op tien jaar onderzoek. Nederlandse militairen zijn te veel ingezet vanuit onrealistisch, politiek wensdenken in Den Haag, en niet vanuit de realiteit van de situatie in Uruzgan.”
Politici in Den Haag hebben volgens u collectief een naïeve bril opgehad.
„Ja, de eerste Taskforce Uruzgan is vertrokken naar Afghanistan zonder concrete doelen en zonder duidelijke strategie. Militairen hebben hun doelstellingen zelf ter plekke moeten formuleren. Dat kan echt niet. Den Haag is daarin tekortgeschoten.”
Een ontluisterend beeld.
„Ja, maar wel de werkelijkheid.”
U constateert strategisch analfabetisme in Den Haag.
„Strategisch analfabetisme, een gangbare term onder wetenschappers, zien we ook in Nederland terugkomen. Politici moeten zich beter verdiepen in uitzendingen van militairen. Deze gaan gepaard met grote risico’s. Besluitvorming daarover moet losstaan van partijpolitieke of electorale overwegingen.”
Hoe lastig was de situatie voor militairen?
„Militairen hadden in Uruzgan de grootste moeite om een werkbare werkwijze te vinden door Haagse restricties. Ze zijn er toch in geslaagd om zich aan te passen aan de situatie.”
Kunt u een voorbeeld geven van onwerkbare Haagse richtlijnen?
„Militairen mochten niet samenwerken met de toenmalige militiecommandant, Matiullah Khan, vanwege zijn slechte reputatie. Militairen en diplomaten moesten een nieuw tribaal evenwicht zien op te bouwen, terwijl zij een van de belangrijkste spelers moesten negeren. Absurd. Ook al omdat onze bondgenoten wel met hem samenwerkten. Ook contractors die wij inhuurden, werkten met hem samen. De kosten werden natuurlijk doorberekend. Daardoor betaalden wij hem uiteindelijk toch.
Khan is tijdens de missie uitgegroeid tot de machtigste krijgsheer in Uruzgan. Wil je daar iets bereiken, dan moet je samenwerken met lokale krijgsheren. Bovendien, als je niet met iemand samenwerkt, heb je ook geen invloed op hem. Negeren is geen oplossing.”
De ”Dutch approach” –de Nederlandse aanpak van veel praten en overleg met de plaatselijke bevolking– wordt volop geroemd.
„De ”Dutch approach” is een mythe. Nederland heeft in Uruzgan niet beter gepresteerd dan Amerikanen of Australiërs. Bovendien verschilde de Nederlandse aanpak per commandant. Grosso modo is onze aanpak goed verlopen, maar de werkwijze is niet uniek. Amerikaanse troepen deden in Uruzgan in 2005 bijvoorbeeld hetzelfde.”
Is de missie mislukt?
„Een lastig punt. De vraag kun je op verschillende niveaus beantwoorden. Nederland heeft zich een betrouwbare bondgenoot getoond. Internationaal is dat gewaardeerd, de missie heeft ons land op de kaart gezet. We hebben daardoor een zetel gekregen in de G20, de groep van twintig rijkste industrielanden. Bovendien heeft Nederland vier jaar lang ook het nodige voor de Afghanen betekend. Uruzgan heeft geprofiteerd van onze aanwezigheid.
Aan de andere kant zijn de resultaten door ons vroegtijdige vertrek niet duurzaam gebleken. De terugtrekking van Nederland uit Uruzgan heeft internationaal veel vragen opgeroepen. De TFU schatte in dat de internationale gemeenschap tot 2050 bij de wederopbouw betrokken bleef. Niet direct militair, ook met ontwikkelingshulp. Je kunt niet zeggen: We gaan weer, zoek het maar uit.”
Is in Uruzgan helemaal niets goed gegaan?
„Zeker wel. In die vier jaar is de situatie flink vooruitgegaan. Er zijn genoeg succesvolle operaties geweest. De TFU is in 2009 bijvoorbeeld vooraf gaan praten met een stammenleider van een bepaald gebied. Daardoor kregen de militairen een idee wat voor problemen er speelden. Uiteindelijk heeft men daardoor nauwelijks hoeven te vechten, terwijl het gebied onder invloedsfeer is gekomen van de Afghaanse overheid.
Deze oorlogsvoering gaat over het slaan van bruggen naar de lokale bevolking.”
Met het oprukken van de taliban lijkt er weinig over te blijven van de resultaten van de missie?
„De taliban worden relevanter, omdat de overheid bepaalde bevolkingsgroepen slecht behandelt. Zij voelen zich niet vertegenwoordigd door de overheid. Dan kiezen ze voor de sterkste partij. De taliban bijvoorbeeld. In mijn boek constateer ik dat dit komt doordat het belangrijkste resultaat van onze missie, het herstel van het evenwicht tussen de stammen, verloren is gegaan na onze terugtrekking.”
Zijn missies zinvol?
„Natuurlijk. De geschiedenis leert dat missies zin hebben. Nederland heeft aangetoond een goede bondgenoot te zijn en heeft tijdens missies ter plekke het verschil gemaakt.
In Nederland ontstaat de houding: missies zijn zo moeilijk, laten we er maar niet aan deelnemen. De opkomst van IS in Syrië en de onstabiele situatie in Libië laten zien dat ingrijpen noodzakelijk blijft. Niet op missie gaan is geen optie.”
Zijn er succesvolle missies?
„Zeker. De SFOR-stabilisatiemacht in Bosnië. De missie in Zuid-Irak heeft zoden aan de dijk gezet. Zo zijn er meer voorbeelden.”
Nederland koppelt graag verheven westerse idealen, zoals democratisering, aan het succes van missies. Realistisch?
„Democratie is de best denkbare bestuursvorm. We moeten echter realistisch zijn. West-Europa heeft zijn democratie pas na eeuwen van oorlogen ontwikkeld. Een lokale situatie staat soms haaks op ons eigen politieke kompas. We moeten aansluiten bij de omstandigheden ter plekke. Je moet niet in vier jaar tijd ergens een democratie willen opleggen. Volstrekt onrealistisch.”
Welk lessen trekt u, na tien jaar onderzoek, met het oog op toekomstige missies?
„Het is tijd om de krijgsmacht te repareren. De wereld is er niet veiliger op geworden. We kunnen ons niet terugtrekken achter onze dijken, maar hebben een verantwoordelijkheid voor onze eigen veiligheid én internationale rechtsorde. Nederland moet daarom de middelen in huis hebben om die verantwoordelijkheid te nemen.
Politici moeten vóóraf beter en dieper nadenken over missies. Wat willen we waar, wanneer en hoe bereiken? Hoe dragen we de taak over?
Missies brengen grote risico’s mee. Het zou niet verkeerd zijn als politici hier kennis over zouden krijgen om daar beter mee om te gaan. Dat is het minste wat een militair mag verwachten.”