Ds. Zondag: Kritiek Herman Bavinck op piëtisme blijft vaag
De theoloog Herman Bavinck (1854-1921) maakte zulke kritische opmerkingen over het piëtisme dat ds. W. A. Zondag zich daarover „erg boos” maakte. In latere publicaties nuanceerde Bavinck zijn kritiek en vroeg hij zich af of wedergeboorte en zondevergeving nog wel functioneerden in het gereformeerde leven van zijn tijd.
„Toen zakte mijn boosheid, maar ik vroeg me wel af: Waar sta je nu eigenlijk, Bavinck?” zo zei de predikant van de gereformeerde gemeente in Woerden donderdagavond in Nijkerk bij de presentatie van een heruitgave van Bavincks boek ”Geloofszekerheid”. Ds. Zondag neemt het Bavinck kwalijk dat die niet specificeerde welke kringen van het piëtisme hij bedoelde. „Bavinck voert een strijd zonder dat de vijand zichtbaar is.”
Ds. Zondag maakte aan de hand van diverse oudvaders duidelijk dat er altijd gemeenteleden zijn die niet weten hoe ze met God verzoend kunnen worden. „Daarom zijn de oudvaders gekomen tot een kenmerkenprediking die bedoeld is om de kleintjes te bemoedigen. Het is Gods gewone weg om de Zijnen zachtjes te leiden.”
De uitgave ”Geloofszekerheid” (uitgeverij Aspekt, Soesterberg) bevat een herdruk van Bavincks boek uit 1901 ”De zekerheid des geloofs”, hertaald en voorzien van uitleg door de hervormde prof. dr. H. van den Belt (Groningen). Verder zijn twee lezingen opgenomen van Bavinck over hetzelfde onderwerp. De blijvende relevantie van zijn denken over de zekerheid van het geloof zit volgens prof. Van den Belt in de combinatie van de behandeling van de persoonlijke heilszekerheid en de apologetische vragen rond de waarheid van het christelijke geloof.
Een inhoudelijke vergelijking tussen de verschillende teksten brengt aan het licht dat Bavinck zich in de eerste versie van zijn boek scherper afzet tegen het piëtisme en concludeert dat het geloofsleven in de achttiende eeuw bij de besten en vroomsten was afgedaald naar een angstig en wereldschuw leven. Later ziet Bavinck ook de gevaren van het neocalvinisme en neemt hij het op voor de authenticiteit van het bevindelijke leven.
Verder bevat de uitgave een artikel dat verscheen in het gereformeerde blad De Bazuin (1902) met als titel ”Geloofszekerheid”, en een analyse van prof. Van den Belt van Bavincks boek. De doctoraalscriptie van prof. Van den Belt over de geloofszekerheid bij Herman Bavinck uit 1995 vormt de basis van dit gedeelte.
In de nieuwe uitgave zit ook een vertaling van een recensie van het boekje van Bavinck over de zekerheid van het geloof door Benjamin B. Warfield (1851-1921), hoogleraar in Princeton (VS). Deze positief-kritische recensie leidde tot enkele belangrijke wijzigingen in de tweede druk van Bavincks ”De zekerheid van het geloof”. Warfield benadrukte tegenover Bavinck dat bij de waarheid van het Evangelie ook argumenten een rol spelen, objectieve aanwijzingen, zo zette theoloog prof. dr. G. van den Brink (Amsterdam) gisteravond uiteen. „Bavinck nam deze kritiek over, wat tekenend is voor zijn openheid.”
Warfield was volgens prof. Van den Brink niet rationeler, maar stond kritisch tegenover de opvatting van theoloog dr. Abraham Kuyper (1837-1920), die de wedergeboren mens in de wetenschap te hoog op een voetstuk plaatste. „Warfield vond dat je niet zo gericht moest zijn op de vooronderstellingen in de wetenschap, maar ook moest kijken naar de resultaten.”
Dogmaticus prof. dr. C. van der Kooi (Amsterdam) wees erop dat Bavinck niet terugdeinsde voor de nieuwe vragen van de Bijbel- en natuurwetenschap. „De openheid waarmee hij dat deed, maakte hem soms verdacht in eigen kring. Bavinck wilde uit de brede gereformeerde traditie putten, die voor hem geen afgesloten geheel was, maar zich verder ontwikkelt: God heeft niet opgehouden te spreken, maar Hij spreekt steeds weer.”
Bavincks theologie was betrokken op het leven zelf en had daardoor een pastorale dimensie. Hij legde een verbinding tussen de verschillende wetenschappen, zoals pedagogiek, psychologie en filosofie, en theologiseerde sterk vanuit de Drie-eenheid. Ten slotte heeft zijn theologie ook een publieke strekking, die uitdaagt om actuele vraagstukken aan te gaan, zoals die van de schepping en de wordingsgeschiedenis van de kosmos. In de richting van prof. Van den Brink zei prof. Van der Kooi: „Als je in de lijn van Bavinck wilt gaan, moet je die vragen ook aangaan, met een open visie.”