Cultuur & boeken

Bij Rembrandt valt het licht van de genade over gewone dingen

„Deze keer in het ouderenpastoraat ook aandacht voor een oudere uit een ver verleden, namelijk Rembrandt Harmensz van Rijn uit Amsterdam”, schreef ds. J. Riemersma eerder dit jaar op de website van de hervormde gemeente van Sliedrecht.

23 December 2016 11:21Gewijzigd op 16 November 2020 09:26
Ds. J. Riemersma: „Geen kunstenaar wist de Bijbelse gebeurtenissen zo doorleefd op het doek te brengen als Rembrandt. beeld RD, Anton Dommerholt
Ds. J. Riemersma: „Geen kunstenaar wist de Bijbelse gebeurtenissen zo doorleefd op het doek te brengen als Rembrandt. beeld RD, Anton Dommerholt

De predikant, die als ouderenpastor aan deze gemeente is verbonden, kondigde hiermee aan dat hij een paar maanden studieverlof zou nemen. Uitgeverij Kok had hem gevraagd een boek te schrijven over Rembrandt als Bijbels theoloog. En daar wilde hij zijn handen graag vrij voor hebben.

Het boek, met veel reproducties van Rembrandts werk, ligt inmiddels in de boekhandel. De predikant is er verguld mee. „Het geloofsleven van Rembrandt is een onderbelicht thema in de kunstgeschiedenis.”

Waar komt uw fascinatie voor Rembrandt vandaan?

„De kiem is gelegd in mijn jeugd. Op de dorpsschool in het Friese Ternaard kregen we op een dag in het najaar van 1966 les van meneer Dotinga omdat onze eigen meester ziek was. Bij vaderlandse geschiedenis vertelde hij prachtige verhalen over de Gouden Eeuw – over Vondel, Rembrandt. Toen is de vonk overgesprongen. Later, in 1987, heb ik het werk van Rembrandt gebruikt tijdens catechisatielessen in mijn eerste gemeente, Nijbroek. Ik verdiepte me verder in de kunstenaar en heb toen ook een dialezing gemaakt. Mijn drive is om de boodschap in Rembrandts werk met anderen te delen. Nog altijd trek ik geregeld met de diapresentatie het land in. Daarnaast schrijf ik artikelen over Rembrandt in de Sliedrechtse hervormde kerkbode en in het blad Ecclesia.”

Er is al heel veel over Rembrandt gezegd en geschreven. Wat kunt u daar nog aan toevoegen?

„De schilderijen en etsen van Rembrandt getuigen van een doorleefd geloof in de levende God. Dat aspect is naar mijn idee altijd wat onderbelicht gebleven. In de moderne beeldvorming wordt Rembrandt als een rebelse vrijdenker afgeschilderd; anderen denken dat hij remonstrants of doopsgezind was. Maar de bronnen geven daar geen enkele aanwijzing voor. Ik weet niet of Rembrandt een trouw kerkganger was, maar hij is altijd hervormd gebleven. Op hoge leeftijd was hij zelfs nog getuige bij de doop van zijn kleinkind. In ieder geval leefde en ademde hij in het godsdienstige klimaat van de zeventiende eeuw dat gestempeld was door het calvinisme. In het lesprogramma van de Latijnse school in Leiden, waar Rembrandt op ging, zat onder meer de Heidelbergse Catechismus. We moeten hem niet beoordelen vanuit de kaders van de 21e eeuw.”

U noemt Rembrandt een warm­gelovige kunstenaar. Waar baseert u dat op?

„Als je zijn schilderijen bestudeert zie je dat. Geen kunstenaar wist de Bijbelse gebeurtenissen zo doorleefd op het doek te brengen als hij. Het clair-obscur, het sterke contrast tussen licht en donker dat Rembrandt toepaste, is bij hem veel meer dan een techniek: het heeft ook een symbolische, geestelijke betekenis. Hij maakte daarmee de aanwezigheid van het goddelijke voelbaar en zichtbaar. Hij liet over de gewone dingen het licht van Gods genade en liefde vallen. In het beroemde ”Zelfportret als Paulus” uit 1661 gaf Rembrandt aan Paulus zijn eigen gelaatstrekken mee. Het is een artistieke geloofsbelijdenis. Rembrandt schilderde een kwetsbare, oude man met grijs haar, doffe ogen en een berustende blik. Maar wat strijkt het licht van de genade prachtig over het hoofd. Aan het eind van Rembrandts stormachtige leven bleef hem niets anders over dan het adagium: ”Mijn genade is u genoeg”.”

Schetst u geen al te rooskleurig beeld van Rembrandt? Op zijn levenswandel valt wel het een en ander aan te merken.

„De rechtvaardiging van de goddeloze was de kern van de Reformatie. Dat gold ook Rembrandt, en daar was hij zich van bewust. De gelijkenis van de verloren zoon heeft hem altijd vergezeld. Aan het eind van zijn leven liet hij zich nog eens inspireren door dit verhaal. De teruggekeerde zoon is dan kaalgeschoren. Dat gebeurde in Rembrandts tijd met boeven. De oude vader buigt zich echter vol ontferming over zijn zoon en drukt hem zachtjes tegen zich aan. Dat gebaar maakt duidelijk dat er genade is voor zondige mensen. Rembrandt schilderde ook nooit heiligen, maar mensen van vlees en bloed, die vaak worden verteerd door innerlijke conflicten, balanceren tussen goed en kwaad.”

U noemt Rembrandt zelfs een reformator.

„De Bijbel vormt het hart van Rembrandts werk. Hij heeft de liefde ervoor van zijn moeder meegekregen. Hij was de enige kunstenaar van zijn tijd die de héle Schrift doornam. De zeventiende-eeuwse Nederlander las zijn Bijbel, leefde uit zijn Bijbel, maar Rembrandt leefde als het ware ín zijn Bijbel. Hij voelde zich zo betrokken bij de Bijbelse geschiedenissen dat hij er zelf een rol in ging spelen. Vaak beeldde hij zichzelf af. En als hij een religieuze voorstelling maakte, verdiepte hij zich grondig in de bijbehorende Bijbelse tekst. Aanvankelijk ging het hem nog vooral om het sensationele, het dramatische van de geschiedenissen. De Bijbel was voor hem een bron van onderwerpen vol spanning en beweging, zoals bij ”Het feest van Beltsazar” (1635) en ”De Filistijnen die Simson overvallen en hem de ogen uitsteken” (1636). Maar in de loop van de tijd veranderde dat en werd Rembrandt dieper aangesproken door de inhoud van de Bijbel. Hij werd meer en meer tolk en uitlegger ervan. Door het leven getekend, drukte hij zijn éígen ontroering uit. Hij liet de subjectieve geloofsbeleving meespelen, maakte een geestelijke toepassing. De Bijbelse geschiedenissen waren voor hem geen verhalen van vroeger, maar hadden betekenis voor zijn eigen tijd en leven. In ”De verloochening van Petrus” (1660) valt op dat Petrus zelf Jezus’ reddende blik nog niet ziet. Daardoor krijgt de kijker het idee dat Jezus ook oogcontact met hém zoek. Alsof Jezus hém aankijkt. Uiteindelijk gaat het om de vraag: hoe sta ík tegenover Jezus?”

Dat klinkt bevindelijk…

„Rembrandt had in de laatste jaren van zijn leven contact met de piëtistische protestantse dichters Heyman Dullaert en Jeremias de Decker. Zij hielden zich ver van theologische discussies en hadden vooral oog voor de bevindelijke, existentiële kennis van het hart. In Rembrandt vonden ze een warme medestander. Juist in de moeilijke laatste tijd van zijn leven –hij ging failliet, zijn zoon Titus en zijn levensgezel Hendrickje Stoffels overleden aan de pest– maakte hij een louteringsproces door. Zijn geloof heeft hij door de aanvechting heen op de twijfel bevochten. Hij kon van het Licht getuigen, omdat hij het donker zo goed kende. Dat is ook de reden waarom het werk van Rembrandt veel reformatorische christenen aanspreekt.”

Hoe ging Rembrandt om met de Joden?

„Rembrandt was een gunstige uitzondering in zijn tijd, mede doordat hij een grote affiniteit had met het Oude Testament. In de bloeitijd van zijn leven woonde hij in de Jodenbreestraat in Amsterdam. Zijn overbuurman daar was de rabbijn Menasseh ben Israel, een Portugese Jood. Rembrandt had goed contact met hem. Hij stak vaak de straat over om advies te vragen bij Menasseh, bijvoorbeeld over de Aramese letters in het schilderij ”Het feestmaal van Belsassar” uit 1635. Omgekeerd verzorgde Rembrandt illustraties bij het werk van Menasseh. De mannen hadden respect voor elkaar. Vermoedelijk gebruikte Rembrandt Joodse plaatsgenoten als model. In een van de bronnen staat dat Rembrandt „de schilderagtige troniën op de Joode Breetstraet wel wist tot zijn voordeel te gebruiken.” Waarschijnlijk is hij de eerste kunstenaar geweest die Jezus als Jood schilderde. Dat Rembrandt op goede voet stond met de Joden was niet zo vanzelfsprekend in zijn tijd. Gisbertus Voetius, de rector van de universiteit in Utrecht, liet zich bijvoorbeeld veel minder positief uit over Joden.”

Een belangrijk thema bij Rembrandt is het verschil tussen uiterlijk en innerlijk zien. Heeft dat te maken met zijn angst om blind te worden?

„Dat is heel goed mogelijk. Zijn vader was immers ook blind geworden. Rembrandt maakt in zijn werk een diep onderscheid: je staat binnen of buiten de lichtkring van het heil. Zien en zien is twee. Het gaat om een werkelijkheidsbeleving met de blik van het hart. Juist als je je ogen dichtdoet, ga je meer zien van Gods bedoeling met je leven. Dat is de paradox van het geloof. Rembrandt schildert op zijn laatste, onvoltooid gebleven schilderij Simeon in de tempel. Hij heeft het beloofde Kind in zijn armen, maar zijn ogen zijn gesloten. Met zijn innerlijke oog herkent hij Christus als het Licht der wereld. Zo kon hij zeggen: „Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord. Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien.” En zo moet Rembrandt zich hebben gevoeld toen hij op de drempel van de eeuwigheid stond.”


Boekgegevens

”Een glimp van de hemel”, Jan Riemersma; uitg. Kok, Utrecht, 2016; ISBN 978 90 435 2729 3; 160 blz.; € 24,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer