Gerhard Hormann over rendement
Strikt genomen is 2016 nog niet voorbij, maar nu al kan worden gesteld dat beleggers kunnen terugzien op een winstgevend jaar.
Wie op 1 januari instapte in een indexfonds dat de AEX volgt, heeft het de afgelopen twaalf maanden stukken beter gedaan dan de gemiddelde spaarder. Dat resultaat komt boven op de 4,1 procent koerswinst die de AEX eerder al wist te boeken in 2015.
Wie geld overheeft en winst wil maken (of in ieder geval genoeg opbrengst om het fictieve rendement waar de fiscus van uitgaat te halen), kan bijna niet om de aandelenbeurs heen. Dat verklaart misschien ook wel een deel van de koersstijgingen. Tegelijk is dit niet voor iedereen weggelegd. Zo vereist het niet alleen geduld, maar ook stalen zenuwen, want op de eerste handelsdag van 2016 verloor de AEX zomaar 2 procent. Je kunt ook zeggen dat er soms op één dag bijna zeven jaar braaf sparen in rook opgaat.
Vorige week constateerde ik al dat de huidige rentepercentages zo laag zijn dat rentenieren in de meest letterlijke zin niet meer mogelijk is. Wie 1 miljoen bezit, ontvangt van zijn bank een schamele 3000 euro aan rente, terwijl hij over het afgelopen jaar bijna 13.000 euro moet afdragen aan de Belastingdienst. Nu hoeft niemand medelijden te hebben met een miljonair, maar deze onrechtvaardige situatie geldt voor iedereen die boven het drempelbedrag voor vermogens uitkomt.
Daarom is het belangrijk om als burger regelmatig dit soort rekensommetjes te maken, al is het maar omdat de omstandigheden voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Zo legde ik afgelopen maart 6400 euro extra premie in op mijn spaarhypotheek tegen een rentevergoeding van 6,9 procent. Op dat moment leverde me dat precies veertien keer zo veel op als sparen bij de bank tegen een half procent. Inmiddels is de rente alweer zover gedaald dat die extra inleg precies 23 (!) keer zo veel oplevert als een doorsneespaarrekening. Je kunt met enige overdrijving dus zeggen dat ik in één klap net zo veel rendement maak als na een kwarteeuw sparen.
Toen ik in 2012 mijn vaste baan kwijtraakte, heb ik mijn ontslagvergoeding over laten maken naar een voor dat doel bestemde bankspaarrekening met een depositorente van 3,5 procent. De bank in kwestie moet mij dus tien jaar lang een rentebedrag vergoeden dat inmiddels ruim elf keer hoger ligt dan de huidige dagrente. Dat betekent dat ze zelf verlies maken op dat bedrag, terwijl ik in feite in tien jaar tijd voor een eeuw aan rente krijg uitgekeerd.
Omgekeerd kijk ik straks raar op mijn neus wanneer ik diezelfde ontslagvergoeding wil laten uitkeren in de vorm van een lijfrente. Daar loopt iedereen tegen aan die ooit een koopsompolis heeft gekocht of van zijn bij elkaar gespaarde pensioengeld een lijfrente moet aankopen. Met de huidige rentetarieven begint de „langste vakantie van je leven” (zoals de Rabobank het omschrijft) bij voorbaat met een halflege koffer.
Voordeel van de historisch lage spaarrente is wel dat je met een schamel half procentje rendement in feite al de bank verslaat. Met die blik kunt u naar alle vormen van beleggen kijken, want het stopt niet bij koerswinst alleen en kan net zo goed gaan om dividend of om huurinkomsten. Goed beschouwd draait het zelfs bij het versneld aflossen van de eigen hypotheek om rendement, omdat het netto in vrijwel alle gevallen veel meer oplevert dan ouderwets sparen.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl