Eén telefoontje kan voor Taiwan de start van een bloedige oorlog zijn
De wereld gaat met het aantreden van Donald Trump als president van Amerika spannende tijden tegemoet. Niet het minst als het gaat om de relatie met China. Zijn omstreden telefoongesprekje met de president van Taiwan was daarvan een voorbode.
Het duurde iets meer dan tien minuten, maar het is nu al een historische gebeurtenis: het telefoongesprek dat aankomend president Donald Trump op 2 december had met het Taiwanese staatshoofd Tsai Ing Wen. Direct erna twitterde Trump: „De president van Taiwan belde me vandaag om me te feliciteren met mijn overwinning.”
Hoe kan zo’n telefoontje nu als een historische gebeurtenis de annalen in gaan? Omdat sinds 1979 er geen enkele Amerikaanse president –en dat zijn er acht– het heeft aangedurfd wat Trump deed: de hoorn opnemen bij een belletje van een Taiwanees staatshoofd. Ze dúrfden het misschien wel, maar vonden het niet verstandig, omdat het een regelrechte schending van de afspraken met China betekende.
Dat zit zo. In 1979 herstelde Amerika de diplomatieke band met communistisch China. Dat gebeurde op voorwaarde dat de contacten werden verbroken met het land dat zich ook China noemde en waarvan de regering op het eiland Taiwan zetelde. Na de zege van Mao Zedong in 1949 vluchtten zijn tegenstanders, de Chinese nationalisten van de Kuomintang (KMT), naar dit eiland voor de kust van China, om vandaaruit de strijd tegen de communisten voort te zetten en het vasteland te heroveren.
Afvallige provincie
De machthebbers in Peking beschouwen Taiwan nog altijd als een afvallige provincie. Zij dwingen landen die met hen zaken willen doen om dat ook zo te zien: geen erkenning van Taiwan als staat, want er is slechts één China en daarvan zetelt de regering in Peking. Geen officiële diplomatieke banden met Taiwan dus, en ook geen plek voor Taiwan in tal van internationale fora, zoals de Verenigde Naties, want Peking komt die plek toe.
Het respecteren van dit Chinese standpunt –Taiwan is een afvallige Chinese provincie waarop Peking recht heeft– is sinds 1979 ook Amerikaans beleid en geldt zelfs als hoeksteen van de Chinees-Amerikaanse betrekkingen.
Vanwege deze al ruim 36 jaar oude afspraak, mag het telefoontje van Trump gerust historisch worden genoemd. Trump deed er een dag later nog een schepje bovenop door via sociale media te laten weten dat wat hem betreft de VS niet zijn gebonden aan het ”één-Chinabeleid” van Peking.
Dát Peking dit standpunt bloedserieus neemt, bleek in 1995 toen de Taiwanese presidentskandidaat Lee Teng Hui op uitnodiging van de Amerikaanse Cornell Universiteit naar de VS reisde. Het jaar daarop werden op Taiwan de eerste presidentsverkiezingen gehouden met Lee als grote favoriet. Wat volgde waren hoogst intimiderende raketoefeningen van de Chinezen in de Straat van Taiwan om de uitslag van de verkiezingen te beïnvloeden.
Amerika reageerde met het sturen van twee vliegdekschepen en even dreigde er een regelrechte confrontatie tussen de twee grootmachten. De spierballentaal van Peking werkte overigens averechts: Lee werd gekozen.
Het is duidelijk dat ook Taiwan door Peking onder druk wordt gezet om geen gekke dingen te doen (lees: om zich niet verder van China te verwijderen door actief naar onafhankelijkheid te streven). Daartoe is enige vaagheid in dat één-Chinabeleid gebracht, die erop neerkomt dat zowel communistisch China als Taiwan het ene ongedeelde China zeggen te vertegenwoordigen. Een ”agree to disagree” (eens-zijn over het niet eens zijn) als ”modus vivendi” (schikking) dus, om te voorkomen dat Taiwan verder afdrijft.
Peking probeert de Taiwanezen nog dichterbij te lokken met het ”één land, twee systemen-model”. Hoe dat werkt, kunnen ze in Hongkong zien. Sterker: speciaal ten behoeve van Taiwan werd dat Hongkong-experiment opgezet. De voormalige Britse kroonkolonie werd in 1997 deel van China, maar mocht zijn positie als democratische rechtsstaat behouden. Zo zal het ook Taiwan vergaan als het onder de Pekingse paraplu komt schuilen.
Uit peilingen blijkt telkens weer dat Taiwanezen niet gecharmeerd zijn van het Hongkongse voorbeeld, en dus ook niet van plan zijn hun onafhankelijke positie op te geven.
Militaire invasie
Iets anders is of ze het risico durven nemen om nadrukkelijk te kiezen voor een onafhankelijke staat, formeel los verklaard van het Chinese vasteland. Ook daarop willen ze niet aankoersen vanwege de grote gevolgen die dat zal hebben: een Chinese militaire invasie. Over dat laatste hoeft geen misverstand te bestaan. Walter Lohman, directeur Azië Studies van de Amerikaanse denktank The Heritage Foundation, citeerde begin dit jaar uit een rapport van het Amerikaanse Congres: „De belangrijkste motor achter China’s militaire opbouw is de voorbereiding op een mogelijk conflict rond Taiwan.”
Nu was het telefoontje tussen Trump en Tsai niet de eerste bron van spanning tussen China en Taiwan. Daarvan was al langer sprake door de verkiezing van Tsai als president van Tawain, begin dit jaar. Tsai is immers leider van de Democratische Progressieve Partij (DPP), de partij die de onafhankelijkheid van Taiwan wél beoogt en niets wil weten van het één-Chinamodel (waarin Taiwan deel blijft van het grote China).
Peking eiste direct na de zege van Tsai dat zij zich onomwonden zou uitspreken voor dat model. Deed ze dat niet, dan zou Peking alle diplomatieke contacten met Taipei opschorten.
Welnu, tot nog toe heeft Tsai de zaak in het midden gelaten en daarmee de toorn van China op zich geladen. Alle contacten tussen Peking en Tapei zijn inmiddels opgeschort. Maar wat kan Tsai anders doen? Het standpunt van haar partij staat zo’n knieval richting Peking niet toe en dat geldt temeer nu de DPP in het Taiwanese parlement ook nog eens een meerderheid heeft.
Haar recente telefoontje met Trump (die vervolgens zelf ook het nut van dat één-Chinabeleid in twijfel trok) gooide eerder meer olie op het vuur dan dat het de gemoederen in Peking suste.
Grote risico’s
Het zou niet de eerste keer zijn dat een DPP-president overmoedig wordt vanuit de gedachte dat „de Verenigde Staten toch altijd achter ons staan.” Iemand die nadrukkelijk niets wilde weten van het één-Chinabeleid en zelfs aanstuurde op Taiwanese onafhankelijkheid was Tsai’s partijgenoot Chen Shui Bian, die in 2000 aan de macht kwam (en in 2004 opnieuw werd gekozen).
De voortvarendheid waarmee hij van Taiwan een onafhankelijke natie wilde maken, los van China, deed Washington huiveren. En ook de Taiwanese bevolking voelde aan dat hij tegenover buurland China wel erg grote risico’s nam. Zodoende kwam in 2008 zijn politieke rivaal Ma Ying Jeou als president aan de macht. Gesteund door zijn partij, de pro-Chinese Kuomintang (KMT), zocht Ma juist weer toenadering tot het vasteland. Hij sloot diverse overeenkomsten op het terrein van handel, luchtvaart en toerisme.
Van de weeromstuit wekte hij daarmee weer wantrouwen onder de bevolking. Bekend is immers dat Peking allereerst met vreedzame middelen Taiwan terug wil krijgen en één daarvan is via economische integratie.
Dat sinds begin dit jaar weer een DPP’er in het presidentieel paleis zetelt –Tsai dus– geeft aan dat Taiwanese burgers met zorg hun politieke koers kiezen: niet te veel de kant van China op, maar –uit lijfsbehoud– ook niet te veel in de richting van officiële onafhankelijkheid.
Taiwanees-zijn
Dit neemt niet weg dat er intussen wel degelijk sprake is van een geleidelijke verschuiving, schrijft John Garver in de bundel ”Taiwan’s Democracy, economic and political challenges”. Hij signaleert in Taiwan de opkomst van een generatie die geen affiniteit meer heeft met het Chinese vasteland en die zijn identiteit vindt in het Taiwanees-zijn, niet zozeer etnisch gedefinieerd als wel territoriaal-geografisch. Deze ontwikkeling loopt parallel met de verdere democratisering van het land, aldus Garver. Hoe meer politieke inspraak van de bevolking des te meer ‘Taiwan’ de politiek gaat beheersen.
Daarmee dreigt het één-Chinastandpunt aan Taiwanese kant van binnenuit te worden opgeblazen: Taiwan wordt immers steeds minder als deel van China gezien en steeds meer als een afzonderlijke natie van Taiwanezen.
Ontmasker de mythe
Iemand die deze ontwikkeling toejuicht is de Australische politicoloog Salvatore Babones. In een bijdrage in het tijdschrift Foreign Affairs bepleitte hij begin deze week dat Taiwan de officiële naam wordt van wat nu nog de Republic of Chinaheet. „Het is tijd dat de internationale gemeenschap de mythe ontmaskert dat Taiwan een provincie is van China. We moeten van Taiwan een normaal land maken.” Babones pleit ervoor dat Peking gaat beseffen dat het Taiwan nooit meer terug zal krijgen. „Jonge Taiwanezen zijn immers opgegroeid in een land met een vrije, open en democratische samenleving. Die gaan er nooit meer voor kiezen om door Peking te worden bestuurd.” Babones vergelijkt het wachten op het moment dat Taiwan zich vrijwillig aansluit bij China met het moment dat Zuid-Korea dat doet bij Noord-Korea. Volstrekt irreëel dus.
Hij roept Taiwan op om „de fictie” te laten varen dat het als Republiek van China recht heeft op het Chinese vasteland. „Verander de naam van het eiland in Taiwan”, luidt Babones’ advies, „zonder daar een officiële verandering van status aan vast te koppelen. Het gaat puur om een verklaring van identiteit, niet van onafhankelijkheid.” Daarmee blijft Taiwan wat het nu al is: een feitelijk onafhankelijke staat, zonder als zodanig officieel erkend te zijn.
Of daarmee Peking wordt uitgedaagd militair in te grijpen? Babones gelooft daar niets van, net zo min als hij verwacht dat het beruchte telefoontje van Trump op 2 december het begin van een derde wereldoorlog betekent. Een wereldoorlog misschien niet, maar kans op een militaire confrontatie met China? Die zou met Trumps optreden zomaar een stuk dichterbij kunnen zijn gekomen.
„Een aanvaring met China zal verwoestend zijn”
„Nergens is het gevaar voor Amerika zo groot als in de Straat van Taiwan, waar een militaire confrontatie met China zomaar kan ontstaan en uit de hand kan lopen. Vanwege een vergissing of een incident. Een aanvaring met China zal massaal en verwoestend zijn.” Met deze woorden begint Nancy Bernkopf Tuker, hoogleraar Chinese geschiedenis in de VS, haar bijdrage in de bundel ”Dangerous Strait the US –Taiwan– China crisis”.
Onder de Chinezen van het vasteland bestaat nog altijd grote frustratie over het feit dat Taiwan niet heroverd is. Peking ziet Taiwan als de enige overgebleven herinnering aan wat ”de eeuw van nationale vernedering” wordt genoemd, de periode van 1839 tot 1949, waarin het Westen en Japan het Chinese rijk op de knieën kreeg. Het is ook een etterende wond, omdat –in de ogen van Peking– de Amerikanen via deze „Chinese provincie” zich met de interne aangelegenheden van China inlaten. Nu het nationalisme als ideologie de rol van het communisme heeft overgenomen en de Chinese communistische partij haar alleenheerschappij langs die weg probeert te rechtvaardigen, kan het niet anders dan dat de kwestie Taiwan aan belang gaat toenemen.
Taiwan Relations Act
Peking heeft zich altijd het recht voorgehouden om de eilandstaat met geweld terug te halen, maar het geeft de voorkeur aan een vreedzame weg.
Dat is maar goed ook, want al sinds eind jaren 70 van de vorige eeuw wordt Taiwan militair beschermd door de Verenigde Staten. De Amerikaanse ”Taiwan Relations Act” garandeert het land veiligheid en onafhankelijkheid. Iedere poging om Taiwan met geweld in te palmen „is een bedreiging van de vrede en van de stabiliteit in de westelijke Pacific en kan rekenen op een Amerikaans militair antwoord”, aldus de wet. Ook wapenleveranties vallen onder de regeling.
Het weerhield de Chinezen er niet van om vanaf de jaren 90 te werken aan een verdere militaire opbouw langs de oostkust. Het was de tijd dat in Taiwan de democratisering sterk op gang kwam en daarmee de Taiwanisering van de politiek. Het aantal op Taiwan gerichte raketten nam toe van ruim 200 tot zo’n 1400. Verder maken duikboten, oorlogsschepen en amfibievoertuigen deel uit van een militaire overmacht die Taiwan snel tot de orde moet roepen (voordat de Amerikanen arriveren). In korte tijd kunnen zo tussen de 30.000 en 40.000 manschappen worden overgezet, inclusief tanks en artillerie.