Roep om bescherming Zeeuwse kerken uit wederopbouwperiode
De ruim honderd wederopbouwkerken in Zeeland worden in hun voortbestaan bedreigd. Omdat de meeste –95 procent– geen monumentenstatus hebben, zijn ze niet beschermd tegen sloop.
De Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) heeft recent de waarde en betekenis onderzocht van alle kerken die tussen 1940 en 1970 in de provincie zijn gebouwd. Volgens David Koren, samensteller van het rapport ”Tussen baksteen en beton”, bevinden zich er onder de ruim 100 bedehuizen zeker 28 die bescherming verdienen. „In Zeeland heeft alleen de gemeente Terneuzen een vijftal kerken de status van gemeentelijk monument gegeven”, zegt de adviseur cultuurhistorie en monumenten bij SCEZ.
Zeeland kent vergeleken met andere provincies relatief veel wederopbouwkerken. Dat komt doordat veel kerken verwoest zijn in de Tweede Wereldoorlog, onder meer tijdens de slag om de Schelde eind 1944. Tijdens de watersnoodramp in 1953 liep nog eens een groot aantal kerkgebouwen onherstelbare schade op. Nieuwbouw was bittere noodzaak.
Niet afbreken
In januari 2017 voert de SCEZ overleg met alle wethouders in Zeeland die ruimtelijke ordening en cultuur in hun portefeuille hebben. Koren: „We zullen dan duidelijk maken dat het belangrijk is om de naoorlogse kerken te koesteren. Als een kerkgebouw monument wordt, wil dat niet zeggen dat het niet voor andere doeleinden kan worden gebruikt. De ontwikkeling dat kerken andere gebruiksfuncties krijgen, houd je niet tegen. Een beschermde status betekent echter dat er voorwaarden aan verbonden zijn als je het gebouw wilt aanpassen. En de kerk mag dan natuurlijk niet worden afgebroken.”
De noodzaak van gemeentelijke bescherming dringt des te meer nu de landelijke overheid steeds kieskeuriger wordt bij het aanwijzen van rijksmonumenten. „In Zeeland zijn maar twee wederopbouwkerken rijksmonument: de rooms-katholieke Heilige Maria-Tenhemelopnemingkerk in Philippine en de protestantse kerk in Schore. Het Rijk heeft alle kerken in Nederland al meerdere malen geïnventariseerd. Op dit moment wijst het alleen nog bij hoge uitzondering gebouwen als rijksmonument aan.”
Waarde
De kerken die Koren bekeek voor zijn rapport zijn beoordeeld op cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde en op zeldzaamheid. Er is gekeken naar materiaalkeuze en de waarde van het interieur. Ook onderzocht Koren in hoeverre de bedehuizen belangrijk zijn in het oeuvre van de architecten die de kerken ontwierpen.
De Zeeuwse wederopbouwkerken zijn verrassend afwisselend, aldus Koren. Ze zijn niet buitengewoon kwetsbaar, maar eerder stevig en robuust. „Vaak werden ze gebouwd van baksteen, soms zelfs van beton. Ze zijn neergezet als statement. Het viel me op dat de kerken van de Gereformeerde Gemeenten in de loop der tijd meer uitstraling kregen. Ze werden aanvankelijk –indachtig de opvatting dat je niet aan stenen moet hechten, maar aan het Woord– bijna weggestopt in dorp of stad. Langzamerhand kregen ze een rijkere en voornamere uitstraling. De architecten maakten ontwerpen waaruit een voorkeur sprak voor moderne vormen. De Sionkerk uit 1979 in Goes –weliswaar van na de wederopbouwperiode– is daar een voorbeeld van: een uiterst monumentale kerk die naar mijn mening in de toekomst zeker in aanmerking komt voor een monumentenstatus.
De bedehuizen van de oud gereformeerden zijn nog steeds bescheiden en sober.”
Toeristenkerken
Na de wederopbouwperiode stopte de bouw van kerken in Zeeland allerminst. Sinds 1970 kwamen er nog ruim zestig kerkgebouwen in de provincie bij. Vele ervan vallen niet zo op in het straatbeeld. Ook dat is, aldus Koren, een reden waarom ze misschien niet de aandacht krijgen die ze volgens hem verdienen. Ze staan vaak niet in de dorpskern of het stadshart.
Bijzonder zijn de toeristenkerken die sinds de jaren vijftig in Zeeland verrezen, waaronder een aantal openluchtkerken. Het zijn voornamelijk rooms-katholieke kerken die werden gebouwd voor de aanzwellende stroom rooms-katholieke toeristen die sinds die tijd vanuit Brabant, Limburg en het Duitse Noord-Rijnland-Westfalen het overwegend protestantse Zeeland opzochten. „De kerken kwamen er mede op initiatief van de bisschoppen, die vonden dat toeristen de gelegenheid moesten hebben om ook tijdens hun vakantie te kerken. Ook op Terschelling, in de kop van Noord-Holland en op Goeree-Overflakkee heb je dergelijke toeristenkerken.”
Koren hoopt dat zijn rapport ertoe bijdraagt dat er zo veel mogelijk wederopbouwkerken worden gered, ook als ze door een kerkgenootschap moeten worden afgestoten. „Elke kerk die verdwijnt, is een verlies voor de gemeenschap. Elke kerk heeft een geschiedenis en vertelt een verhaal. Je ziet vaak dat het verdriet na een sloop nog lang naijlt, omdat een kerk iets bijzonders is waaraan mensen –gelovig of niet– gehecht raken. Daarom is het goed dat kerken andere functies kunnen krijgen waarmee de samenleving wordt gediend. Bijvoorbeeld als gezondheidscentrum, gemeenschapscentrum of dorpshuis. Natuurlijk heb je het liefst dat mensen er hun geloof kunnen belijden, maar liever een kerk als huiskamer waar wordt gemusiceerd, vergaderd of geklaverjast dan een afgebroken kerk.
Deze godshuizen waren er om mensen troost te bieden in bange dagen. Nu kunnen ze op een andere manier van algemeen nut zijn voor de maatschappij.”
Rapport: een waaier van eigenaars
De kerkverbanden die eigenaar zijn van de Zeeuwse wederopbouwkerken verschillen van die van wederopbouwkerken in andere provincies, blijkt uit het rapport ”Tussen baksteen en beton” van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ). In veel provincies zijn ze in bezit van de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland. In Zeeland is een substantieel deel van de kerken in handen van overige denominaties, „de waaier van orthodox- en bevindelijk gereformeerde stromingen”, aldus het rapport. Deze denominaties hebben met heel andere problemen te kampen. „De kerken van deze denominaties werden veelal te klein en groeiden keer op keer uit hun jasje. Dit leidde tot grootschalige verbouwingen of tot sloop en nieuwbouw.” Door de grote diversiteit aan stromingen staan er in sommige Zeeuwse dorpen wel vijf kerken. Van de ruim 100 Zeeuwse kerken die tijdens de wederopbouw verrezen, zijn er intussen al 24 gesloopt.