Rustpauze voor globalisering
Zodra hij kan, wil de gekozen Amerikaanse president Donald Trump het Trans-Pacific Partnership (TPP) –een vrijhandelsverdrag tussen een aantal landen rond de Stille Oceaan– terugdraaien. Ook het beoogde verdrag tussen Amerika en Europa (TTIP) lijkt ten dode opgeschreven. Het verdwijnen van ambitieuze vrijhandelsverdragen wordt vaak gezien als een ommekeer in de toenemende globalisering. Economen zetten echter in op een adempauze en beraden zich op de toekomst van de internationale vrije handel.
Wanneer je het nieuws niet zou volgen, zou je haast niet beter weten. Honderden zakenlieden vliegen dagelijks van Schiphol naar Londen en weer terug. In Nederlandse supermarkten staan de schappen vol met speciaalbier: uit België, Duitsland, Finland en zelfs uit het verre Hawaï. En ten slotte: voor Nederlandse studenten is het vrij normaal om een tijd in het buitenland te studeren. Vrije handel en open grenzen zijn vanzelfsprekend geworden.
De jongste politieke ontwikkelingen in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten schetsen een heel ander beeld. Londen werkt hard aan een brexit. De uitslag van het Britse referendum in juni over een vertrek uit de EU gaf aan dat een meerderheid van de Britten meer belang hecht aan controle over de eigen grenzen dan aan vrije handel met het Europese continent. Hoewel over het uiteindelijke ontwerp van de deal met Brussel nog niets zeker is, heeft premier Theresa May herhaaldelijk aangegeven de controle over de eigen grenzen terug te willen krijgen. Een zogeheten zachte brexit –waarbinnen de vrije handel tussen de huidige EU-landen blijft bestaan– is volgens haar dan ook uitgesloten.
Bedenkingen
Ook Donald Trump heeft duidelijke bedenkingen tegen vrije handel. De toekomstige president van de Verenigde Staten hekelt de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (Nafta), die regelt dat de VS, Canada en Mexico de wederzijdse importtarieven verlagen. Volgens Trump is juist deze overeenkomst de belangrijkste oorzaak achter het doorlopend verdwijnen van Amerikaanse fabrieksbanen.
Ook binnenlandse bedrijven zijn niet veilig voor de nieuwe president. Zo wil hij een importtarief van 35 procent opleggen aan elke Amerikaanse onderneming die zijn productie naar het buitenland verhuist.
Economen schetsen meerdere oorzaken van de groeiende weerstand tegen vrije handel. De meest gehoorde is de toenemende globalisering. „Vrijhandelsverdragen zijn uitingen van globalisering. En de ”global village” heeft niet altijd gebracht wat het had moeten brengen”, zegt Marcel Baartman, senior econoom van het instituut Clingendael in Den Haag. „Het ‘kleiner worden’ van de wereld heeft inderdaad geleid tot economische groei en welvaart, maar de voordelen daarvan zijn slechts bij een beperkte groep terechtgekomen”, aldus Baartman.
Een tweede reden is de klimaatverandering. Hoewel Trump en de Republikeinse Partij sceptisch staan tegenover de veronderstelling dat de aarde opwarmt, zijn het vaak Europese demonstranten die juist dit verschijnsel met vrijhandel verbinden. Paul de Grauwe, hoogleraar internationale economie aan de LSE (London School of Economics), verklaart deze schakel met het fenomeen van specialisatie. „Landen met lage importtarieven die weinig protectionisme hanteren, specialiseren zich, zodat hun economieën de internationale concurrentie overleven. Dit zorgt er echter wel voor dat een product gemaakt wordt op verschillende plaatsen in de wereld, wat erg veel vervoersstromen meebrengt. Door al dit extra vervoer wordt er vervolgens extra CO2 uitgestoten. De milieukosten worden niet in de prijs verrekend. Dat wekt de irritatie van (onder andere) milieubewegingen op”, aldus de Vlaamse hoogleraar.
Een derde reden is de toenemende robotisering van de internationale economie. Steeds moderner wordende industrie heeft voor een hoge productie en lage consumentenprijzen gezorgd, maar heeft ook vele arbeidershanden overbodig gemaakt. Baartman is dan ook van mening dat de technocratische taal van instanties zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over de noodzaak van open grenzen en innovatie geen recht doet aan het leed achter mondialisering. „Je kunt als een chirurg stellen dat het verstandig is dat we ons niet meer op scheepsbouw, maar op computertechnologie richten. Maar de scheepsbouwers in Rotterdam konden zich daar niet zomaar op aanpassen. Die hebben daar geen boodschap aan.”
Niels Gheyle, doctoraatsonderzoeker aan de Universiteit Gent, beaamt deze stellingen, maar gaat nog een stap verder. De Belgische academicus deed de laatste vier jaar onderzoek naar de politisering van Europese vrijhandelsakkoorden. Volgens zijn bevindingen speelt globalisering zeker een grote rol in deze ontwikkeling, maar is ze niet de enige oorzaak voor het falen van het Canadees-Europese handelsverdrag CETA en het trans-Atlantische vrijhandels- en investeringsverdrag TTIP. „Voorgaande handelsakkoorden hebben nooit zo veel ophef veroorzaakt. Dat betekent niet dat er nooit tegenstanders van vrijhandel te vinden waren; er waren immers genoeg invloedrijke industriële lobby’s. Het punt is dat de impact van vroegere akkoorden niet groot genoeg was en dat deze niet zo veel sectoren tegelijkertijd troffen.”
Daarbij waren de landen waarmee we handelsverdragen afsloten nooit zo groot als de Verenigde Staten, constateert Gheyle. Ze gingen vaak niet over het aanpassen van standaarden of het afschaffen van protectionisme, maar slechts over het verlagen van importtarieven. „Omdat de huidige voorgestelde handelsakkoorden zo ambitieus en alomvattend zijn, zijn er meer belangenorganisaties tegelijkertijd mee bezig.”
Bijeffecten
Als voorbeeld noemt Gheyle de omvangrijke Duitse antinucleaire beweging, een van de vele actiegroepen die tegen TTIP protesteren. De specifieke reden dat deze beweging deelneemt aan de protesten is de ISDS-clausule, oftewel: ”investor-state dispute settlement”. De clausule is onderdeel van zowel TTIP als CETA en voorziet erin dat buitenlandse bedrijven arbitragezaken kunnen beginnen wanneer een overheid gemaakte afspraken onder het verdrag breekt. Een speciaal hiervoor opgericht tribunaal oordeelt vervolgens over de arbitragezaak. Volgens voorstanders zorgt de clausule ervoor dat bedrijven met meer zekerheid investeringen kunnen doen aan de andere kant van de oceaan. Tegenstanders uiten de angst dat de tribunalen vooral de kant van grote ondernemingen zullen kiezen, die zo het invoeren van nieuwe sociale of milieuwetgeving kunnen frustreren.
De antinucleaire beweging wijst in haar betoog naar de Zweedse energiemaatschappij Vattenfall, die enkele kerncentrales in Duitsland runt. De Zweden hebben door middel van een ISDS-regeling twee keer een zaak tegen de Duitse overheid aangespannen, via het Internationaal Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (Icsid) in New York.
Een van de zaken gaat over de sluiting van Vattenfalls kerncentrales, die werd opgelegd door de Duitse regering nadat bondskanselier Merkel in 2011 verklaarde het land volledig kernenergievrij te maken. Door dit plotselinge besluit riskeert Duitsland 4,7 miljard euro aan schadevergoeding te moeten betalen wanneer de arbiters de Zweden in het gelijk stellen.
Volgens Gheyle sloot deze beweging goed aan bij de mainstreamprotesten: „Vóór het hele debat over TTIP maakten weinig mensen zich echt druk om deze manieren van rechtspraak. Er werd ook door de media weinig aandacht aan besteed. Maar toen de antinucleaire beweging zich erop stortte, was het plotseling weer een belangrijk thema in het nieuws.”
De Belgische onderzoeker wil dan ook benadrukken dat hoewel er structurele oorzaken zijn die de huidige scepsis tegen grote vrijehandelsverdragen creëerden, toevallige ontwikkelingen deze hebben versneld. „Het TTIP-debat is als een grote sneeuwbal die steeds meer vaart maakt, steeds meer sneeuw aan zich weet te binden en uiteindelijk een steeds grotere impact gaat hebben.” Dat andere handelsverdragen zoals CETA vaak aan TTIP worden verbonden, helpt de zaak van de vrijhandel niet. Volgens Baartman zal de sneeuwbal echter op de lange termijn weinig effect hebben. „Donald Trump is niet tegen vrijhandel of open markten, hij is alleen tegen oneerlijke vrije handel. Daar heeft hij eigenlijk ook een goed punt.”
De econoom wijst naar enkele grootmachten die hun economieën op een gigantische schaal spekken. Zo steunt de Chinese overheid de nationale staalenergie genoeg om een enorm surplus aan staal de wereldmarkt op te helpen, waar bijvoorbeeld de Amerikaanse staalindustrie langzaamaan aan failliet gaat. Een voorbeeld dat Nederland raakt is volgens Baartman de oneerlijke concurrentie waar KLM mee te maken heeft. Luchtvaartmaatschappijen beschuldigen enkele golfstaten ervan miljarden dollars per jaar in hun nationale maatschappijen te pompen, met het doel om de rest van de concurrentie failliet te laten gaan. „Wanneer KLM vluchten naar Oost-Azië aanbiedt, gaat het in feite niet de competitie aan met luchtvaartmaatschappijen als Emirates of Etihad Airways, maar met de regering van de Verenigde Arabische Emiraten”, aldus Baartman.
Slap
Een ander goed punt dat Trump volgens Baartman aansnijdt, is dat veel handelsverdragen tussen de VS en andere landen eigenlijk te ‘slap’ zijn en weinig voor de Amerikaanse concurrentiepositie doen. „De meeste verdragen gaan over het weghalen van importtarieven, terwijl er over veel meer zaken onderlinge afspraken gemaakt kunnen worden. Denk aan het afbouwen van exportsubsidies, staatssteun en dergelijke.”
De vraag is echter of daarvoor de nodige middelen uit het medicijnkastje worden gehaald. Het was Trump die tijdens de felle verkiezingscampagne in de Verenigde Staten het meest kritiek op TTIP uitte. Waarom dan juist een zakenman een alomvattend verdrag bekritiseert, is volgens Baartman simpel. „Dat is slechts puur electoraal populisme. Volgens velen is TTIP de boosdoener. Wanneer je als kandidaat een verkiezing wilt winnen, beloof je de boosdoener aan de kant te schuiven.”
Het is duidelijk dat vrijhandel een pauze is opgelegd, maar zeker niet verslagen is. Eén ding lijkt zeker: TTIP is voorlopig van de baan. Toch blijft De Grauwe optimistisch: „Onder Trump zal TTIP niet weer in beeld komen, maar CETA lijkt niet meer in gevaar te zijn. Dankzij Canada’s bescheiden economische omvang is het verdrag veel minder controversieel en zijn alle Europese lidstaten uiteindelijk akkoord gegaan.”
Wel waarschuwt De Grauwe voor een ander potentieel effect van de huidige discussie, namelijk de terugkeer van protectionisme. Hij pleit voor een pauze in het schrijven van nieuwe verdragen, maar meent dat de wereld zich niet moet laten verleiden om overal nieuwe barrières op te richten. „Vrijhandel is nog steeds de oorsprong van welvaart, de truc is om de welvaart eerlijker te verdelen dan dat nu wordt gedaan”, betoogt de hoogleraar.
Ook Baartman deelt deze zorgen. „De economieën van landen zijn tegenwoordig veel sterker met elkaar verweven, wat betekent dat de acties van de ander meer effect op ons hebben dan voorheen.”
Deze afhankelijkheid van elkaar zorgt er vervolgens voor dat landen minder snel geneigd zijn oorlog met elkaar te voeren. De econoom wijst echter meteen op de andere kant van de medaille. „Rivaliteit onder landen is niets nieuws en het is daarom ook niet verrassend dat regeringen naar economische wapens grijpen om geschillen te beslechten. Denk aan sancties, zoals tegen Rusland, maar ook aan het opleggen van importtarieven en andere protectionistische maatregelen. Op de lange termijn wordt niemand daar beter van”, benadrukt Baartman.
Bespreekbaar
Gheyle voegt nog een positieve ontwikkeling toe aan het debat: „Vroeger werden er nauwelijks vragen gesteld bij het aangaan van vrijhandelsverdragen, maar nu zijn ze weer bespreekbaar geworden.”
Deze ontwikkeling is vooral in zijn eigen land merkbaar, waar de Waalse minister-president Paul Magnette afgelopen herfst lange tijd de vetomacht van de Franstalige regio gebruikte om CETA tegen te houden. „Vooral in België, waar de meerderheid van de Kamerleden bijna altijd rechts is, werd nooit kritiek geuit op handelsverdragen: „Vrijhandel, dat is toch goed voor iedereen?” was daar dikwijls het mantra”, aldus Gheyle.
„Maar nu kan dit keerpunt aangegrepen worden om verandering te brengen in de manier waarop handelsbeleid tot stand komt en hoe het eruit gaat zien. Het is niet waarschijnlijk dat elke EU-lidstaat plots een eigen handelsbeleid gaat opzetten. Het is echter wel aannemelijk dat er binnen de EU ruimte wordt vrijgemaakt om meer rekening te houden met de economische belangen van de lidstaten.”