Individuele toets bij Wet werk en bijstand gewenst
De verordeningen voor de Wet werk en bijstand die gemeenten momenteel vaststellen, moeten alleenstaanden met kinderen de mogelijkheid bieden zelf te kiezen voor óf betaald werk óf de zorg voor de kinderen, vindt drs. Willem Schneider.
Gemeenteraden zijn momenteel bezig met het vaststellen van de verordeningen voor de Wet werk en bijstand. Voor 1 januari 2005 zouden deze verordeningen klaar moeten zijn. Een van deze verordeningen betreft de reïntegratie van alleenstaanden met kinderen.
De toenemende werkloosheid de laatste maanden betekent dat een grotere groep mensen rond of onder het sociaal-economische minimum gaat leven. Vooral eenoudergezinnen en gezinnen met één kostwinner en schoolgaande kinderen hebben het moeilijk. Aanscherping van de eisen tot het verkrijgen van een werkloosheidsuitkering kan betekenen dat mensen eerder in de bijstand belanden.
Dit terwijl het er als het gaat om recht op bijstand in de nieuwe Wet werk en bijstand (WWB) niet gemakkelijker op wordt. Zo geldt voor alle bijstandsgerechtigden een generieke toepassing van de sollicitatieplicht. Een uitzondering wordt gemaakt voor cliënten van 57,5 jaar en ouder van wie in een eerste toets is vastgesteld dat ze vooralsnog geen arbeidsmarktperspectief hebben. Verder wordt de categoriale bijzondere bijstand afgeschaft.
Taak van de gemeente
Het onderhouden van de zwakkeren wordt steeds meer als een gemeentelijke taak gezien. De gemeentebesturen krijgen als gevolg van het rijksbeleid een grote verantwoordelijkheid in de richting van de minima. Dat zien we bij de Wet werk en bijstand. Gemeenten worden in de WWB voor 100 procent verantwoordelijk voor hun bijstandsuitgaven. Momenteel zijn ze dat voor slechts 25 procent. In ruil daarvoor krijgen de gemeenten meer bevoegdheden en vrijheden bij de uitvoering van deze wet.
De kans is dus aanzienlijk dat dit leidt tot grote rechtsongelijkheid voor de bijstandscliënten. De mate van rechtsongelijkheid dient zeker een punt van aandacht te zijn in de eerste evaluatie van de WWB. Raadsleden en wethouders zullen zich een oordeel moeten vormen over het beleid zoals dat op lokaal niveau moet worden vormgegeven. De raad heeft hierbij een kaderstellende taak. Deze komt vooral tot uitdrukking bij de verschillende verordeningen die de gemeente op grond van de WWB moet opstellen.
Een belangrijke verordening in dit kader is de verordening reïntegratie, waarin de rechten en plichten van de cliënt nader omschreven worden. Bij de reïntegratie maakt de raad belangrijke keuzen. Bijvoorbeeld: Moet er voorrang gegeven worden aan bijstandsgerechtigden die kansrijk zijn op de arbeidsmarkt, of juist aan de ouderen (45 jaar of ouder) die door de werkgevers zijn ’afgeserveerd’ en moeilijker te plaatsen zijn?
Keus voor zorgtaak
In dit kader is de positie van alleenstaande ouders met minderjarige kinderen een aandachtspunt. Vanuit de visie van de christelijke politiek is het gewenst dat gemeenteraden in deze verordening aan deze ouders de mogelijkheid geven zelf te kiezen voor óf betaald werk óf de zorg voor de kinderen, totdat het jongste kind 12 jaar is. Wellicht kan de doelgroep zelfs worden uitgebreid met eenoudergezinnen met een thuiswonend gehandicapt kind jonger dan 18 jaar.
In elk geval zijn we voorstander van de handhaving van de mogelijkheid die in de oude Algemene bijstandswet bestond, namelijk dat deze ouders konden kiezen voor zorgtaken totdat het jongste kind 5 jaar is. De groep alleenstaanden die kiest voor de zorgtaken investeert in de opvoeding van kinderen en deze keuze verdient financiële ondersteuning.
Het luistert heel nauw hoe dit in de gemeentelijke regelgeving wordt vastgelegd. Artikel 9, lid 2 van de WWB geeft aan dat het college in individuele gevallen tijdelijke ontheffing kan verlenen aan de sollicitatieplicht. Zorgtaken kunnen hierbij als dringende redenen worden aangemerkt. „Indien de tijdelijke ontheffing een alleenstaande ouder betreft maakt het college in het bijzonder een afweging tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht”, zo geeft artikel 9 WWB aan.
Individuele toets
Uitgangspunt is dus de individuele toets van de persoonlijke omstandigheden. Het gaat dus niet om een categoriale ontheffing. In de verordening kan op basis van de WWB worden vastgelegd dat de wens van de ouder om invulling te geven aan de zorgplicht prevaleert boven betaald werk, indien sprake is van een eenoudergezin met kinderen jonger dan 5 (of 12) jaar.
Concreet betekent dit dat medewerkers van de sociale dienst aan elke individuele alleenstaande bijstandsgerechtigde ouder met kleine kinderen vragen of hij/zij wil werken óf de zorgplicht laat prevaleren. Als de bewuste ouder aangeeft de zorgplicht voorrang te willen geven, dient die wens te worden gehonoreerd.
Het is natuurlijk denkbaar dat deze medewerkers, bijvoorbeeld tijdens gesprekken of heronderzoeken als het kind de leeftijd van 5 of 12 jaar nadert, de bewuste ouder wijzen op de mogelijkheden en het nut van vroegtijdige reïntegratie.
Tussenvorm
Een tussenvorm is dat alleenstaande ouders van wie het jongste kind tussen de 5 en de 12 jaar is, een partiële sollicitatieplicht wordt voorgeschreven. Schrijven gemeenten een gedeeltelijke (of een volledige) sollicitatieplicht voor, dan kan zich de vervolgvraag voordoen of de gemeente moet ingaan op verzoeken van alleenstaande ouders om een financiële bijdrage te ontvangen voor de kinderopvang. Een voorbeeld is de vraag of gemeenten moeten bijdragen aan de reiskosten van een kind wiens alleenstaande ouder vindt dat haar/zijn kind alleen in een -in haar/zijn ogen verantwoord- christelijke kinderopvang in een naburig dorp terechtkan. Is het gemeentebestuur, analoog aan de bijdrage aan de reiskosten van kinderen die het bijzonder onderwijs in een andere gemeente bezoeken, verplicht ook in dit geval een financiële tegemoetkoming te geven?
In zijn algemeenheid is hier grote terughoudendheid geboden. Ouders kunnen namelijk ook kiezen voor informele hulp, familie, buren, vrienden, gastouderschap of gastouderopvang. Verder wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds ouders die hun kind wel naar een christelijke opvang in eigen dorp sturen en ouders die hun kinderen naar de openbare kinderopvang sturen, en anderzijds ouders die dat niet doen. De vraag is of dit onderscheid juridisch wel kan.
In de derde plaats is het gemeentelijke budget voor werk en bijstand niet voor deze doelen bestemd. Mocht men bereid zijn tot een financiële bijdrage, dan zou het veel beter zijn om te kijken naar de gelden die in het kader van de Wet basisvoorziening kinderopvang aan gemeenten worden uitgekeerd.
De auteur is raadslid van de SGP/ChristenUnie-fractie in Hendrik-Ido-Ambacht en beleidsonderzoeker van de Tweede-Kamerfractie van de ChristenUnie. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.