Donner haalt uit naar journalisten
De overheid moet steeds vaker rechtzetten wat journalisten uit hun verband hebben gerukt. Het komt zelfs voor dat berichten moeten worden weersproken waarvan verslaggevers weten dat ze niet kloppen „maar die te mooi waren om niet te drukken.”
Dat zei minister Donner van Justitie maandag in Amsterdam tijdens een congres over persvrijheid. Hij beklaagde zich erover dat de media elkaar tegenwoordig napraten en elkaar als voldoende bron voor betrouwbare berichtgeving gaan beschouwen.
„Wat de een vandaag suggereert, is door de herhaling door anderen morgen een feit van algemene bekendheid waarbij niemand meer verantwoordelijk is voor de waarheid”, aldus Donner. Zo kunnen volgens hem reputaties en levens kapot worden gemaakt.
Hij benadrukte dat het van elkaar overnemen van onjuiste berichten kwalijke gevolgen kan hebben. Zo komt het voor dat kamerleden maar ook anderen handelen op basis van verkeerde berichten in de pers. Dat kan tot maatschappelijke schade leiden. „Daarbij gaat het niet alleen om schade in geld, maar vooral ook om schade door achterdocht, door onnodige geschillen en door toenemende tegenstellingen in de samenleving, waardoor de solidariteit verzwakt, angst en onzekerheid groeien en sturing door de overheid steeds moeilijker wordt.”
Cynisch voegde hij eraan toe: „Emotie, ruzie, schrille verhalen over de gevaren van criminaliteit en terrorisme en het voortdurend aan de kaak stellen van het onvermogen van overheden: het verkoopt zo lekker en het gaat erin als koek. Maar kunnen we het ons nog permitteren?” Waar angst en achterdocht zich vastzetten in de samenleving en het beleid gaan beheersen, zijn de vrijheden naar zijn zeggen de eerste slachtoffers.
Enige tijd geleden was de aandacht van de media op Donner zelf gericht, toen hij kritiek had op de manier waarop satire werd bedreven, vooral richting het Koninklijk Huis. „Ik besef dat deze opmerkingen over de pers mij vermoedelijk weer op veel vermaningen komen te staan in de columns. De vorige keer schreven de kranten dat ik tegen parodie zou zijn. Kennelijk ziet u het zelf zo, maar het nieuws in Nederland is nog geen parodie. Voorkomen moet worden dat het dat wordt.”
Ook worden feiten en meningen volgens hem vaak verward. Als voorbeeld noemde hij dat zijn betogen in de Kamer, als zij worden afgedrukt, op de opiniepagina staan, „terwijl wat de verslaggever ervan vindt als nieuws op de voorpagina staat.” Het bracht hem tot de vraag wat het nieuws is en wat de mening.
De CDA-bewindsman wilde niet alle media over één kam scheren. „Er zijn kranten en media die zich trachten te onttrekken aan de bedoelde tendensen en die kwaliteit hoog willen houden. Maar bij een moordende concurrentie wordt dat algauw een achterhoedegevecht. Gevolg is echter dat de basis voor de persvrijheid steeds verder erodeert. De pers mag een waakhond van de democratie zijn, maar een waakhond die te vaak loos alarm geeft heeft geen functie.”