Wet en Evangelie
Psalm 2:12a
„Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat.”
Paulus verklaart de toorn van God uitnemend met de woorden: „Maar in overeenstemming met uw hardheid en onbekeerlijke hart, hoopt u voor uzelf toorn op, op de dag van de toorn” (Romeinen 2:5).
Met deze woorden duidt hij aan dat de straf op de zonden woede en heftige toorn wordt genoemd. Maar juist degenen die op Christus vertrouwen –Hij Die in deze hele psalm al wordt aangekondigd– die zullen niet veel later welgelukzalig worden bevonden.
Met deze woorden bezegelt hij met letters wat in Psalm 1 ontbrak. Het is immers niet voldoende om niet naar de raad van de goddelozen te gaan en niet te staan in de weg van de zondaars en alleen slechts de wet te overdenken. Het is juist belangrijk om vanuit deze zaken te komen tot de kennis van Christus, om naar dat aspect van Hem en naar die erfenis van Hem toe te gaan en in ons geloof en in onze daden juist op Hem te vertrouwen.
Immers de strekking van deze Psalmen 1 en 2 is een en dezelfde. Heel terecht zijn ze bij de Joden in het Joodse origineel aan elkaar verbonden.
Eusebius van Caesarea,
bisschop van Caesarea
(”Commentaar op Psalm 2”)