Geen heiliging zonder geloofszekerheid
Zonder geloofszekerheid kan er geen heiliging zijn, aldus prof. dr. H. van den Belt.
In de Reformatie draait de heiliging van het christenleven om de overdenking van het toekomende leven. Er is geen levensheiliging mogelijk zonder de rechtvaardiging door het geloof en de vrolijke wetenschap van de vergeving van de zonden.
Een van de belangrijkste ontdekkingen van de Reformatie is de verhouding van de rechtvaardiging en heiliging. Zij zijn nadrukkelijk onderscheiden, maar tegelijk onlosmakelijk aan elkaar verbonden.
Belofte
Maarten Luther is daar heel duidelijk over als hij in zijn geschrift ”De vrijheid van een christen” de functie van Gods geboden en Gods beloften uitlegt. „De geboden leren ons wat we doen moeten, maar geven geen kracht om het te volbrengen.” Het is onmogelijk om door de wet heilig te worden.
Maar juist als we dat goed gaan beseffen, komt, aldus Luther, de goddelijke belofte die zegt: „Wilt u alle geboden vervullen, geloof dan in Christus, in Wie Ik u alle genade, gerechtigheid, vrede en vrijheid toezeg. Gelooft u, dan hebt u – gelooft u niet, dan hebt u niet.” De beloften geven ons wat de geboden eisen.
Deze wetenschap geeft een enorme kracht in de strijd tegen de zonde. Je mag volgens Luther tegen alle zonden, tegen de dood, de vloek en de hel zeggen: „Al heb ik gezondigd, daarom heeft mijn Christus nog niet gezondigd. In Hem geloof ik. Al het Zijne is het mijne en het mijne is het Zijne.”
Dat roept het verwijt op dat je zo de mensen goddeloos en zorgeloos maakt. Maar dat kan niet zo zijn, want volgens Luther is de gelovige zo blij met Christus, dat hij maar één verlangen kent: God voortaan dienen in vrije liefde. Daaruit vloeit de strijd voort tussen vlees en geest.
De vraag of ellendekennis aan de verlossing voorafgaat is in de Reformatie dan ook niet aan de orde. Het draait om de volgorde van verlossing en dankbaarheid. Heiliging is onmogelijk zonder rechtvaardiging, want levensheiliging is een kwestie van dankbaarheid. Als het anders is, zijn onze goede werken niet onbaatzuchtig, maar stinken zij naar ons eigenbelang.
Volgorde
Deze boodschap van genade geeft ook een nieuw zicht op de wederkomst van Christus. Als je door het geloof gerechtvaardigd bent, dan ligt het oordeel achter je. Je kunt niet verloren gaan omdat Christus Zichzelf plaatsvervangend in Gods gericht geplaatst heeft.
In de late middeleeuwen zet angst nog de toon voor de levensheiliging. Mensen moeten veel nadenken over hun vier uitersten: de dood, het laatste oordeel, de hel en de hemel. De onzekerheid is beklemmend. Bij een onverwachte dood is er geen tijd meer om te biechten en het laatste oliesel te ontvangen.
De middeleeuwse volksprediker uit Münster, Dirk Kolde, vat het samen in het bekende gedicht: „Drie dingen beswaren mijn gemoet / ’t eerst’ is dat ick sterven moet. / Het tweede noch veel meer / dat ick niet en weet wanneer. / Het derde boven al / dat ick niet en weet waer ick varen sal.”
Door de rechtvaardiging onafhankelijk te maken van de goede werken, geeft de Reformatie aan de gelovigen de blijde verwachting van de wederkomst van Christus terug.
Johannes Calvijn verbindt rechtvaardiging en heiliging nog sterker aan elkaar dan Luther. Hij spreekt van een tweevoudige genade, duplex gratia. Er is geen heiliging zonder rechtvaardiging, maar er is andersom ook geen rechtvaardiging zonder heiliging. Calvijn denkt meer vanuit de Heilige Geest die het geloof schenkt en de gelovige met Christus verenigt.
Maar ook bij Calvijn bepaalt de heilszekerheid de toon van de levensheiliging. Hij ziet de essentie daarvan namelijk in de overdenking van het toekomende leven. Omdat we zo gehecht zijn aan de dingen van deze wereld moeten wij ons helemaal op de toekomst richten.
In plaats van te verlangen naar de hemel, zijn velen echter bang voor de dood. Dat is een begrijpelijke en natuurlijke reactie op de ontluisterende ontbinding, maar een christen moet leren om de angst te overwinnen. Volgens Calvijn is niemand vergevorderd op de school van Christus, als hij niet met blijdschap de dag van zijn dood en zijn opstanding tegemoet ziet.
Roeping
In het aardse leven lopen christenen altijd op een hellend vlak en kunnen ze naar twee kanten uitglijden. Sommige „goede en heilige mensen” zijn zo bang voor overdaad dat zij het gebruik van de aardse dingen helemaal verbieden, tenzij het echt nodig is. Dat vindt Calvijn veel te streng. Het is gevaarlijk om het geweten te binden aan een knellend juk.
We mogen Gods goede gaven met een gerust hart gebruiken, als we dat doen voor het doel waarmee God ze geschapen heeft. We mogen van lekker eten en drinken genieten, omdat God het voedsel lekker heeft geschapen.
Het belangrijkste in de levensheiliging van de pelgrim is het om Gods roeping te verstaan en daaraan te beantwoorden. Een goed christen is een man, een of moeder, een ijverige werknemer of student, een integer politicus, omdat hij of zij zich ervan bewust is dat alle aardse bezigheden op de levensreis moeten beantwoorden aan de hemelse roeping.
De auteur is bijzonder hoogleraar gereformeerde godgeleerdheid namens de Gereformeerde Bond aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit artikel is een samenvatting van de Johannes Thielenlezing die hij vrijdagavond uitsprak in de Westerkerk te Goes.