Kerk & religie

Gods beteugeling

Psalm 2:9

8 December 2016 09:12Gewijzigd op 16 November 2020 09:17

„Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.”

Toen Christus –terwijl Zijn macht verborgen en onzichtbaar was– van de Vader de volkeren van de gehele aarde als erfenis had ontvangen, weidde Hij hen die Hem leerden kennen en in Zijn schaapskooi bleven en leidde hen naar en ook weer terug van de goede weiden.

Dat deed en doet Hij zo dat Zijn schaapskooi, als die dit begrijpt, vervolgens zegt: „De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij deed mij daar neerliggen in grazige weiden. Hij voerde mij naar wateren der rust. Hij verkwikte mijn ziel.”

Verder onderwerpt Hij uit de heidenen hen die Hem aanvallen, en die zich tegen Zijn schapen verheffen, aan Zijn ijzeren scepter door hen te temmen door de macht van Rome (christenkeizer Constantijn de Grote, red.).

Zo is het toch realiteit geweest dat de onverzadigbare gemoederen van de heidenen en hun aanvallen op de Kerk van God, alleen al door dreiging die van de Romeinen uitging, tegengehouden werden? Want de vorsten van de steden en de volken zouden zelf beslist niet toegelaten hebben dat de leer van Christus in hun midden was blijven bestaan. Ik bedoel de leer waardoor de dwaling van de heidense machten uit hun midden weggenomen werd.

Maar aangezien zij de Romeinen vreesden en die als bedreiging zagen, toen de Romeinen hen in bedwang hielden, beteugelde God daardoor hun mentaliteit en hield hen in toom.

Eusebius van Caesarea,
bisschop van Caesarea

(”Commentaar op Psalm 2”)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer