Heimwee naar de tijd onder Saddam Hussein
Het doet haar pijn, maar ze ziet als christen geen toekomst meer in Irak. Nadia Younis Butti (46) woonde ooit met haar moeder in een groot huis in Mosul, maar werd door IS gedwongen de stad te verlaten. „Mijn moeder moet nog steeds huilen als ze eraan terugdenkt.”
In de Iraakse stad Mosul woonde Butti in het centrum van de stad, in een ruim huis, op een grote lap grond. „Mijn vader en moeder bouwden het op, steen voor steen, jaar na jaar”, vertelt Butti. Het huis telde drie verdiepingen en eromheen lagen drie tuinen.
Maar toen IS kwam, raakten ze in één klap alles kwijt. Butti: „We moesten vluchten. Mijn moeder was zeer bedroefd dat ze haar hele verleden moest achterlaten. Een weeklang kreeg ze geen hap door haar keel.”
Toen IS de stad innam, op 10 juni, bleven Butti en haar moeder aanvankelijk gewoon in de stad. „Er gebeurde niet direct iets bijzonders”, herinnert ze zich. In juli hing het IS-bestuur op alle moskeeën echter papieren op met de mededeling dat christenen zich moesten bekeren tot de islam. Wie dat niet wilde, moest Mosul verlaten of wachtte de dood door het zwaard. Een derde optie was een torenhoge belasting betalen.
Voor Butti betekende het dat ze de stad verliet, samen met haar moeder. Het was toen 17 juli. „Ik ben er trots op dat ik christen ben”, verklaart Butti haar vertrek. „Ik geloof in God en in Jezus Christus.”
Alles afgepakt
Bij een checkpoint aan de rand van de stad namen jihadisten de vertrekkende inwoners van Mosul alle waardevolle spullen af: tassen met reisbenodigdheden, geld en sierraden. Oorbellen moesten uit de oren, mobieltjes en auto’s werden in beslag genomen. Butti: „Mijn moeder had een mobiele telefoon en ik had er twee met verschillende providers. Maar ook die mochten niet mee. Je mocht de grenspost slechts passeren in de kleren die je aanhad.”
Butti is nog ontdaan over haar gedwongen vertrek uit Mosul. „Assyriërs zijn de oorspronkelijke bewoners van dit land; christenen wonen hier al duizenden jaren. De Assyrisch-orthodoxe kerk heeft haar wortels in Irak. Mosul is een historische stad met veel kerken. Toen wij Mosul verlieten, woonden er nog zo’n 2000 christenen in de stad, maar zij moesten allemaal vertrekken.”
Voordat IS Mosul binnenviel, had de kerk van Butti nog ongeveer honderd leden. „Onder het regime van Saddam Hussein waren dat er nog duizend”, zegt Butti. „Voor de christenen in Mosul was het een goede tijd toen hij aan de macht was in Irak; de kerken zaten overvol. Ik studeerde toen aan de universiteit van Mosul en was gelukkig.”
Volgens Butti leefden mensen met verschillende achtergrond op de universiteit goed met elkaar samen. „We maakten geen verschil tussen jezidi’s, christenen en moslims. We gingen vriendschappelijk met iedereen om. Ik trok veel met moslims op. Met elkaar trouwen was er alleen niet bij. Ik kreeg verschillende keren een huwelijksaanzoek van een moslim, maar die wees ik af.”
In de jaren dat Butti op de universiteit zat was Irak in oorlog met Iran. „Daar merkten we echter niets van. Ik studeerde af in de Engelse taal.”
Steeds onveiliger
Butti werkte tot 1996 voor de VN in Mosul, voor het Wereldvoedselprogramma (WFP). Irak had te maken met sancties, maar het land mocht wel olie leveren, in ruil voor voedsel en medicijnen. Van 2003 tot 2007 woonde ze enkele jaren voor haar werk in Jordanië.
„In die jaren ging het al veel slechter met christenen in mijn geboortestad”, zegt ze. „In 2008 en 2009 werden christenen bedreigd, ontvoerd en gedood om hun geloof. Ik kreeg ook een brief thuis waarin stond dat ik geld moest betalen en dat ik anders gedood zou worden. Een bekende Assyrische priester werd ontvoerd en afgeslacht. Zijn lichaam werd in stukken teruggevonden.”
De algehele veiligheid was volgens Butti beter onder Hussein. „We konden gerust de deur van ons huis laten openstaan, als we weggingen. Na de val van zijn regime is de situatie echter compleet veranderd. De laatste jaren werd het met de dag gevaarlijker in Mosul; we zaten vooral binnenshuis, hopend dat onze situatie zou verbeteren.”
In september kon Butti Irak even ontvluchten. „Ik kreeg een visum voor een vakantie in Frankrijk. Twee weken lang was ik blij. Veertien dagen lang vergat ik alle ellende uit Irak. Oh, wat zou ik graag vaker willen reizen, maar dat kost helaas te veel geld.”
Butti werkt in Erbil als vrijwilliger voor de Assyrische mensenrechtenorganisatie Hammurabi, die zich inzet voor kwetsbare Iraakse minderheden. Ze richt zich vooral op gevluchte meisjes en vrouwen en wil hun benarde situatie enigszins dragelijk maken. Ze krijgt het pensioen uitbetaald dat haar vader ooit opbouwde als ingenieur, omdat ze niet getrouwd is. Haar moeder, die lerares was, krijgt ook een pensioen.
Ooit wilde ze non worden, maar haar moeder stak daar een stokje voor. „Ze vond het beter dat ik zou trouwen en kinderen zou krijgen. Ik vind het jammer dat ik geen gezin heb gesticht en geen kinderen heb gekregen met wie ik kan spelen. Ik zou graag nog een respectvolle echtgenoot vinden.”
Ze vertelt dat ze lange tijd nog een sprankje hoop had voor de christenen in Irak. „Maar ik zie nu geen toekomst meer voor ons. Onze veiligheid wordt in Irak niet gegarandeerd. Ik vind het pijnlijk dat alle christenen uit de vanouds christelijke stad Qaraqosh en de wijde omgeving zijn verdreven.”
Een groot aantal van die christenen woont nu in de wijk Ainkawa in Erbil. Er zijn daar zelfs nieuwe kerken gebouwd. Butti: „De christenen in Qaraqosh zijn de meeste bezittingen echter kwijt, en hun kerken zijn verwoest. Zij moeten alles weer vanaf de grond opbouwen. Als ze terugkeren naar hun huis, staan ze er alleen voor. Ik zie geen enkel lichtpuntje.”
Butti wacht met haar moeder intussen op de bevrijding van Mosul. „Mijn moeder moet nog steeds huilen als ze terugdenkt aan haar leven daar. Ze is teleurgesteld dat niemand haar tegen de jihadisten kon beschermen en voelt zich ziek als ze terugdenkt aan haar gedwongen vertrek. „We hebben ons huis nu al twee jaar niet gezien. Zodra het vrede is in Mosul, wil ik teruggaan om te kijken wat er van onze bezittingen over is.”
„Ik weet niet of we in Irak kunnen blijven, want heel Irak is onveilig”, zucht Butti. „Ook in Koerdistan weten we ons niet veilig. Er zijn zo veel landen die belangen hebben in Irak en daar de macht willen krijgen: Saudi-Arabië, Iran, Turkije. Het zou een wonder zijn als de vrede in Irak terugkeert.”