Christenen in Israël zijn problemen met visa beu
Israël blijft weigeren verblijfsvergunningen te verstrekken aan honderden geestelijken en vrijwilligers van kerken en christelijke instellingen in Israël en de Palestijnse gebieden. Daardoor is een crisis ontstaan tussen de staat Israël en de christelijke gemeenschap in het Heilige Land. Kerkleiders zeggen dat ze beloften over verbetering beu zijn en nu concrete resultaten willen zien.
Vooral kerken, ziekenhuizen, theologische opleidingscentra en gasthuizen voor pelgrims en heilige plaatsen ondervinden problemen bij het verkrijgen van visa voor hun personeel. Van de kerken wordt het hele spectrum -katholiek, orthodox, protestants en evangelisch, inclusief de internationale pro-Israël-organisaties- door de crisis getroffen. „Alle aanwijzingen duiden erop dat de kerk wordt tegengewerkt”, zo stelde de assumptionist pater Robert Fortin op 30 maart onomwonden tijdens een speciale toespraak over de crisis.
De oorzaak ligt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat de visa niet afgeeft omdat de bureaucratische procedure nog niet zou zijn afgerond. In sommige gevallen krijgen christenen in het buitenland geen inreisvisa. In andere stelt het ministerie het verlengen van visa voor enkele maanden of zelfs jaren uit. Daardoor hebben honderden buitenlandse christenen in Israël geen geldige papieren. Zij lopen het risico wegens illegaal verblijf te worden gearresteerd of kunnen bij het reizen problemen ondervinden.
Met name christenen uit Arabische landen ondervinden veel problemen. Zij moeten namelijk veiligheidschecks ondergaan. Veel instituten zijn van Arabischsprekend personeel afhankelijk, omdat ze zelf met Arabieren werken; die vormen het grootste deel van de inheemse christelijke bevolking.
Fortin telde eind maart 138 gevallen waarbij het verstrekken van inreisvisa of verlenging van visa uitbleef. Hij beperkte zijn onderzoek tot de belangrijkste rooms-katholieke instituten en rekende de oosters-katholieke kerken, de orthodoxe kerken en de protestantse kerken dus niet mee. In 84 van de 138 probleemgevallen betrof het personen uit Arabische landen.
Een andere categorie die grote problemen ondervindt, zijn de christenen die werken in de instituten in de Palestijnse gebieden. Het lijkt er volgens Fortin op dat mensen die in steden als Bethlehem, Beit Jala of Ramallah werken -ongeacht het land waar ze vandaan komen- geen visum krijgen. De christenen in deze gebieden hebben visa van Israël nodig, omdat het reizen naar deze gebieden altijd over grondgebied gaat dat onder Israëlische controle staat.
Charles Kopp, voorzitter van de Verenigde Christelijke Raad in Israël (een overkoepelende organisatie van dertig protestantse en evangelische denominaties en organisaties), denkt dat evangelische christenen minder kans hebben op een verblijfsvergunning. De mensen die bij deze organisaties zijn aangesloten, zijn geen zendelingen in de traditionele zin van het woord. Ze gaan er echter wel van uit dat ze over hun geloof mogen spreken met degenen die een oprecht verlangen hebben dat te horen. „We schamen ons er niet voor om over het Evangelie te spreken, ook al hebben veel Israëliërs er geen belangstelling voor.”
De crisis is drie jaar geleden ontstaan en is in de loop van de tijd erger geworden. In de jaren ’90 dienden christenen applicaties in bij de afdeling christelijke zaken van het ministerie van Religie. Deze afdeling stond onder leiding van de inmiddels overleden dr. Uri Mor, die veel respect genoot in de christelijke wereld. Christenen konden de aanbevelingen inleveren bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, die deze in de meeste gevallen probleemloos honoreerde. Het ministerie van Religie is inmiddels opgeheven. Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken is een afdeling geopend die zich bezig zou moeten houden met de belangen van de christenen.
Insiders geven drie redenen voor de crisis. De eerste is de personeelswisseling bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Mensen die al jarenlang op het ministerie werkten, zijn met pensioen gegaan en vervangen door werkers die onvoldoende kennis bezitten van de christelijke wereld.
In de tweede plaats arriveerden in de jaren ’90 tienduizenden christenen, buitenlandse gastarbeiders of niet-Joodse partners van Joodse immigranten. Het personeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken was blijkbaar niet in staat onderscheid te maken tussen de diverse groepen en behandelde het personeel van kerken en christelijke organisaties op dezelfde manier als andere niet-Joden.
De derde oorzaak is dat het ministerie in handen kwam van de ultraorthodoxe Shas-partij. Het is geen geheim dat deze partij -waarvan de achterban grotendeels uit niet-democratische landen komt- grote moeite heeft met de aanwezigheid van christenen. De hoop dat de situatie beter zou worden toen Shinoei-minister Avraham Poraz het ministerie overnam, bleek ongegrond. Onder zijn bewind is de situatie zelfs verergerd.
Kopp heeft geprobeerd de visacrisis aan te zwengelen bij een grote internationale pro-Israël- organisatie. Dergelijke instellingen zorgen voor een grote toestroom van zowel toeristen als dollars en geven volop steun aan de rechtse politiek in Israël. Kopp zou graag zien dat deze organisaties er bij Amerikaanse congresleden en politici op aan dringen het probleem onder ogen te brengen van Araham Poraz en premier Ariel Sharon. De betreffende pro-Israël-organisatie reageerde met begrip, maar Kopp heeft niets gehoord over concrete stappen. „Ik geloof dat deze groepen zo blij zijn met hun -wat zij beschouwen als- bevoorrechte positie, dat zij bang zijn die te verliezen.”
Een lichtpuntje is dat christenen niet alleen staan in hun conflict met het ministerie van Binnenlandse Zaken. Premier Sharon heeft een commissie in het leven geroepen die zich bezig moet houden met de crisis. Bovendien is in de Knesset een overleg opgericht van christelijke bondgenoten. Het betreft een groep van tien parlementariërs van verschillende partijen die zich willen inspannen voor de belangen van de christenen. Het doel van de overleggroep is te komen tot wetgeving die de visaproblemen de wereld uit helpt.
Volgens Daniël Rossing, hoofd van het Jeruzalem Centrum voor Joods-christelijke Relaties, is er echter niets mis met de huidige wetgeving. Hij denkt dat als de ambtenaren bij het ministerie van Binnenlandse Zaken de juiste houding zouden hebben, de problemen snel zouden zijn opgelost. Hijzelf was in de jaren 1973 en 1988 op het ministerie van Religieuze Zaken -dat in die tijd ging over het verstrekken van verblijfsvergunningen- onder meer hoofd van de afdeling christelijke zaken. Volgens hem zou het ministerie van Binnenlandse Zaken soepel te werk moeten gaan bij het verschaffen van visa die de status van geestelijke geven. Degenen die niet voor deze status in aanmerking komen, zouden zonder problemen de status van tijdelijk ingezetene moeten kunnen krijgen.
„Als de regering wil, is een oplossing binnen handbereik”, zegt Rossing. Dat is volgens hem ook gewenst omdat de crisis voor een slechte nasmaak zorgt. „Zij heeft het vertrouwen ondermijnd en in het buitenland veel schade veroorzaakt. Deze crisis mag zich op lange termijn niet herhalen.”
Voorlichtster Tova Ellison van het ministerie van Binnenlandse Zaken zegt dat er twee ontmoetingen geweest zijn tussen kerkleiders en functionarissen van het ministerie. „Ik geloof dat we alle problemen hebben opgelost”, aldus Ellison. Volgens haar ziet minister Poraz er geen probleem in christenen een visum te geven. „Verzoeken van mensen uit Arabische landen geven we door aan de veiligheidsdienst. Het kost tijd om antwoord te ontvangen. Ik ga ervan uit dat iedereen dit begrijpt.”