Beste nikabdraagster, dat verbod is toch niet zo gek
Geachte mevrouw Rahmani,
Deze week woonde u in de Tweede Kamer het debat bij over het wetsvoorstel dat gezichtsbedekkende kleding op bepaalde locaties verbiedt. Daarna gaf u, gehuld in uw zwarte nikab, een interview aan de NOS. U ziet de nikab, zei u, als „een spirituele belevenis tussen mij en mijn schepper”, en als iets „waar ik gelukzaligheid uit haal.” U wilt de vrijheid behouden om uw gewaad altijd en overal te dragen.
Omdat uw beschaafde betoog iets sympathieks heeft én omdat ook ik aanvankelijk dacht: Ach, laat deze paar honderd dames toch met rust, er zijn grotere problemen in Nederland, wil ik u graag uitleggen waarom ik, alles afwegende, als ik Kamerlid was geweest, toch voor dit wetsvoorstel zou stemmen.
En dan moet ik allereerst toegeven dat aan dit plan een lachwekkend kantje zit. Om er een „godsdienstneutraal” voorstel van te maken, kozen VVD en PvdA ervoor geen ‘kaal’ boerkaverbod aan het parlement voor te leggen, maar een verbod op alle gezichtsbedekkende kleding, dus ook bivakmutsen en integraalhelmen. Haha, weleens een moeder gezien die met bivakmuts op haar kind van het schoolplein kwam halen? Of een man die met een integraalhelm op in een ziekenhuisbed lag? Nee, deze verbreding van de wet heeft weinig met de realiteit te maken, maar is er met de haren bijgesleept omdat we in de EU nu eenmaal zuchten onder het juk van het gelijkheidsdenken.
Maar nu terug naar de kern: valt er iets te zeggen voor een verbod op het dragen van boerka’s en nikabs op de vier in dit wetsvoorstel genoemde plekken, te weten in het openbaar vervoer, in zorginstellingen, op scholen en in overheidsgebouwen? Welzeker. Zo’n verbod valt te onderbouwen, en wel met een praktische insteek.
Want is het voor het werk van een trambestuurder of NS-conducteur niet noodzakelijk dat hij kan controleren of de foto op het identiteitsbewijs overeenstemt met het gezicht van de drager ervan? En is het voor een arts of doktersassistente niet relevant dat zij patiënten die zich in de wachtkamer bevinden in de gaten kunnen houden? Dat ze van iemands geláát af kunnen lezen hoe het met hem of haar gaat, zodat ze voor deze persoon een glaasje water kunnen halen of hem of haar kunnen verzoeken te gaan liggen als ze vaststellen dat het met zo iemand niet goed gaat?
Vergelijkbare argumenten gelden voor overheidsgebouwen zoals rechtbanken en gemeentehuizen. En ook voor scholen. Goed contact tussen docenten en leerlingen, of tussen docenten en ouders, vereist dat men elkaar niet alleen verstaat, maar ook elkaars emoties kan zien en van het gezicht van de ander kan aflezen.
In feite komt het in al deze gevallen neer op wat de Fransen, als ze hún boerkaverbod verdedigen, aanduiden als de noodzaak tot „vivre ensemble.”
Om ordelijk, harmonisch, betrokken en veilig met elkaar te kunnen samenleven, hebben we een bepaalde set aan gedragsregels nodig en is het soms nodig aan de vrijheid van godsdienst grenzen te stellen.
Ik begrijp dat deze nieuwe wet voor u onprettig aanvoelt en dat u hem ervaart als een aanval op uw religie. Toch is van dat laatste, goed beschouwd, geen sprake.
Ik begrijp ook dat u, en partijen die u steunen (zoals GroenLinks en D66), het wetsvoorstel –gezien het geringe aantal boerka- en nikabdraagsters– afdoen als „symboolwetgeving.” Toch is dat mijns inziens niet de goede term. Liever spreek ik met SGP-Kamerlid Bisschop van „signaalwetgeving.” Zo van: zo ver willen we in Nederland gaan (boerka’s op stráát worden níét verboden), maar hier, bij deze locaties, leggen we dan toch een grens. Zo zijn onze manieren.
Nee, met dit betoog zal ik u niet hebben overtuigd. Maar omdat ik eraan hecht dat we in ons levenbeschouwelijk gedifferentieerde land onze keuzes aan elkaar blijven uitleggen, wilde ik mijn argumenten toch graag met u delen. En voor mezelf op een rij zetten.
Met vriendelijke groet,
Addy de Jong