Kerk & religie

Kerkblad voor het Westen

Te behoudend, te modern, te strak, te weinig evangelisch, veel te beschouwend. Typeringen die ambtsdragers nogal eens te horen krijgen als zij op huisbezoek vragen naar de zegen op en het nut van de prediking. In het christelijke gereformeerde ”Kerkblad voor het Westen” gaat D. Koole in op de vraag hoe zij hierop moeten reageren.

30 April 2004 19:46Gewijzigd op 14 November 2020 01:11

„(…) Eén ding moet voor ouderlingen op huisbezoek in het gesprek over de prediking vaststaan: welke kritiek er ook op hen afkomt, terecht of onterecht, zij moeten uit respect voor het heilige ambt dat hij waarneemt en met het oog op het gezag waarmee de Heere God zijn dienaren het Woord laat verkondigen, tot elke prijs achter de predikant blijven staan.

Ook als er fundamentele en op het eerste gehoor terechte kritiek wordt geleverd?

Ook dan, want als die kritiek terecht is, treft die óók de ambtsdragers zelf. Vanuit de hen opgelegde plicht op de prediking toe te zien, hadden zij zelf al eerder dienen te hebben onderkend wat er aan schort en zij hadden dat al eerder tot onderwerp van bespreking moeten maken.

Over de prediking wordt in de kerkenraadsvergaderingen veel te weinig gesproken. Ook ná de zondagse samenkomsten wordt in veel kerkenraadskamers maar zelden iets gezegd. Nog maar kort geleden vertrouwde een gastpredikant mij toe het een zegen te vinden als er na de dienst eens iets tot bemoediging, aanvulling of desnoods als correctie wordt gezegd. In eigen gemeente maakte hij dit nooit mee. Er openlijk over praten, zich samen broederlijk bezinnen op de vraag wat de uitwerking van de prediking in de gemeente mag zijn, wat misschien in de geestelijke ontwikkeling van de gemeente extra accent behoeft, het is heilzaam naar alle kanten en het voorkomt kerkelijke moeiten en conflicten, die niet zelden hun wortel hebben in verschil van mening over de prediking.”

De Saambinder

Een droeve tweespalt heeft zich onder de bezwaarden in de Nederlandse Hervormde Kerk afgetekend, schrijft ds. A. Moerkerken in ”De Saambinder”, het orgaan van de Gereformeerde Gemeenten. „We kunnen niet anders dan deze dingen met verdriet signaleren.”

„Helaas heeft zich nu de laatste tijd onder de bezwaarden een steeds scherper wordende tweespalt ontwikkeld. Sommigen willen -zij het schoorvoetend en met grote tegenzin- wél meegaan in de PKN, anderen willen dit onder geen voorwaarde. Die tweespalt heeft zodanige vormen aangenomen dat er scheuringen zijn komen te lopen door gemeenten, door kerkenraden, door families, door gezinnen, door huwelijken…

We kunnen niet anders dan deze dingen met verdriet signaleren. Elke vorm van leedvermaak moeten we verafschuwen. Wie zou niet wenen? We hebben als Gereformeerde Gemeenten ook niet de minste reden om op deze dingen wat meewarig neer te zien, zoals men soms bij een ruzie tussen buren doet, waarbij men zich ietwat gegeneerd hoofdschuddend van het gekrakeel afwendt. Want welk kerkverband zou in ons land de hand in eigen boezem kunnen steken zonder hem er melaats uit te halen?

We weten dat God onder de hervormd-gereformeerde beweging vanouds Zijn knechten en Zijn kinderen heeft gehad. Hun kerkelijk standpunt was een ander dan het onze, dat is waar. Er vielen over dat verschillend kerkelijk standpunt wel eens harde woorden, dat is ook waar. Ik zal niet licht de briefkaart vergeten die ik eens van een hervormd predikant ontving met daarop de simpele boodschap: „Weet dat de afscheiding van God vervloekt is!” Daar kun je het dan mee doen. Maar of het zo moet?

De wijze waarop sommige hervormden soms over de ”vaderlandse kerk” konden spreken, alsof die vaderlandse kerk samenviel met hun kerkverband en alsof God een bijzonder verbond met die kerk zou hebben, beviel ons niet, ook dat is waar. Wij waren en zijn van mening dat er in ons land nog wel een ”vaderlandse kerk” bestaat, maar dat we die niet per definitie moeten zoeken in eeuwenoude gebouwen en achter mooie gebrandschilderde ramen. Wij zoeken die kerk daar, waar de leer van de vaderen wordt verkondigd, de tucht van de vaderen wordt gehandhaafd en de dienst van de vaderen wordt betracht. En zeker: we geloven dat die kerk plaatselijk óók binnen de hervormde kerk werd gevonden - maar daar niet alléén! Niettemin… wat zich nu binnen de hervormd-gereformeerde kring afspeelt, doet ons leed. Dat ménen wij. Want om deze dingen wordt Gods Naam opnieuw gelasterd, worden vele jonge mensen tegen de kerk en tegen de dienst des Heeren verbitterd, worden lange en diepe vriendschappen -ook tussen Gods kinderen!- verwoest. En wie zou om zo’n drama niet wenen.

Nog één vraag.

Er zal straks veel gaan veranderen op de kaart van kerkelijk Nederland, naar het zich laat aanzien. Zal er misschien een ’nieuwe’ hervormde kerk ontstaan naast de PKN, een kerk die pretendeert de ’oude’ hervormde kerk te zijn? Komen er dan twee groeperingen die ”hervormd” zeggen te zijn, één binnen en één buiten de PKN? Niemand kan dat op dit moment zeggen. De druk op degenen die te kennen hebben gegeven niet mee te gaan, wordt steeds groter. Er dreigt nu een bittere strijd te ontstaan om de kerkelijke goederen, zoals dat ook in de dagen van de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886) is gebeurd. Iemand stelde de vraag: Als er nu weer een schriftgetrouwe en gereformeerde hervormde kerk zou ontstaan, zou het dan geen zaak zijn ons als Gereformeerde Gemeenten af te vragen of de tijd gekomen is verbinding met die nieuwe kerk te zoeken? Staat er niet in de Acte van Afscheiding of Wederkeering van 1834 dat men geen gemeenschap meer wilde hebben met de Nederlandse Hervormde Kerk, totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren? Die vraag zal hoogstwaarschijnlijk in de nabije toekomst nog wel vaker gesteld worden. Nu zou ik niet graag voor mijn beurt willen praten: een antwoord op die vraag moet namelijk door onze kerkelijke vergaderingen worden gegeven en niet door de redacteur van een kerkelijk blad. Toch lijkt de vraag mij belangrijk genoeg om ook in ons blad onder ogen te zien. Vooralsnog lijkt het mij niet mogelijk op de vraag zonder meer een positief antwoord te geven.”

De Wekker

De gereformeerden achterna? In het christelijke gereformeerde weekblad ”De Wekker” wijdt ds. J. G. Schenau een column aan die vraag.

„Wie daar nog iets over schrijven wil, moet opschieten. Op 1 mei zullen de gereformeerden ”protestanten” zijn geworden. „We gaan de gereformeerden achterna” of: „Zo is het daar ook begonnen” - ik heb het nooit zo’n sympathieke zegswijze gevonden. Er klonk al gauw iets in door van: als we hieraan beginnen, storten we onszelf in de afgrond. De gereformeerden werden daarmee haast gedemoniseerd als de kudde zwijnen in het land van de Gadarenen. Meestal werden zulke uitdrukkingen gebezigd bij liturgische vernieuwingen. Dat er in de Gereformeerden Kerken verval is opgetreden, is erg genoeg. Maar die is niet in de liturgie begonnen. Dat is een te oppervlakkige analyse. Ds. A. M. Lindeboom -insider!- schreef een boek met de titel: ”De theologen gingen voorop”. Het is begonnen met een theologie, waarin ons menselijk begrip beslissend werd voor het gezag van Gods Woord. Later legde Agnes Amelink -insider!- in ”De Gereformeerden” de wortel bloot: een gebrek aan bevinding in het hart. Ook toen de gereformeerden nog Schriftgetrouw waren, was de sfeer op bijvoorbeeld de knapenvereniging er een om toch vooral de volmaakte inleiding te houden. Niet zozeer om na de gedegen Schriftstudie te vragen: wat wil de Heere óns hier nu zeggen en wat dóet dat met ons?

Intussen vraagt de fusie van 1 mei ook van ons een heroriëntatie op de kerkelijke kaart. Een journalist van het Leids Dagblad vroeg me vorige week nog: wat doen jullie dan aan de verdeeldheid van de kerk? Wij zoeken eenheid met de vrijgemaakten, kon ik melden. Kon ik nóg melden… Want hoe zal onze komende synode omgaan met de ontwikkelingen in die kerken? Volgens sommigen gaan de vrijgemaakten kennelijk nog harder dan wij „de gereformeerden achterna.” Moeten we dus wel goed kijken, of dat nu liturgie of ook theologie betreft. Mij valt op, dat de vrijgemaakten juist steeds meer zoeken naar de verbinding van hoofd en hart. Een verbinding die wij altijd al zochten. Hier en daar lijken zij, -maar wij ook!- wat al te argeloos in evangelisch vaarwater terecht te komen. Als wij willen samenspreken, zouden we eerst eens terug kunnen gaan naar een bron in onze gezamenlijke kerkgeschiedenis: de Nadere Reformatie. Daar vinden we een spiritualiteit (noem het bevinding, ervaring, beleving) met de diepgang van het verbond en de breedte van het Koninkrijk. Met wat de Geest ons intussen als afzonderlijke kerken leerde, kunnen we elkaar prachtig bij de (bijbel)les houden. Moet je alleen wel bereid zijn elkaar te ontmoeten, niet in een sfeer van angst maar in een geest van dienst.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer