Botsenden grondrechten
Niet elk debat aan het Binnenhof is even zinnig. Veel tijd wordt verspild aan het reageren op incidenten en op zaken die nu net die week de aandacht van de media hadden.In eerste instantie lijkt het kamerdebat over de El Tawheed-moskee in die categorie te passen. Het heeft immers de schijn van willekeur als politici over één boek zo veel ophef maken, terwijl het boek al jaren in omloop is en er van dit type publicaties in de moslimwereld honderden andere blijken te bestaan. Had het dagblad Trouw onlangs niet bericht over ”De weg van de moslim”, dan had geen haan gekraaid naar de zo verafschuwde passages over het van flatgebouwen gooien van homoseksuelen.
Maar dat is toch te snel geoordeeld. Want het mag hier dan gaan om een boek dat veel moslims niet eens kennen en waarvan de inhoud door velen van hen niet gedeeld wordt, het is wel degelijk een symptoom. Het boek is zoveelste bewijs dat de islam als godsdienst vatbaar is voor radicalisering en geweld.
Gelukkig bestaat het merendeel van de Nederlandse moslims uit vreedzame burgers. Maar dat neemt niet weg dat er extremistische splintergroeperingen bestaan die zich afzetten tegen onze democratische rechtsstaat, die soms zelfs omver willen werpen en die eropuit zijn de grijze middenmoot van Marokkanen en Turken in hun radicale vaarwater te krijgen.
Daarom is het debat van afgelopen woensdag nuttig. Daarmee geeft de politiek, van LPF tot GroenLinks, van PvdA tot SGP, het signaal af dat er grenzen zijn aan wat in Nederland acceptabel is. En dat er bepaalde vormen en uitingen van de islam zijn die in een rechtsstaat als de onze niet passen.
Dat er grenzen aangegeven worden is in de eerste plaats goed voor de extremistische elementen zelf. Zij moeten goed weten waar zij aan toe zijn in een land als het onze. Maar het is ook goed voor al die moslims die misschien nog twijfelen welke kant ze moeten kiezen: zich schrap zetten tegen Nederland en op een Abou Jahjah-achtige wijze klagen over discriminatie en gebrek aan respect, óf zich helemaal in gaan zetten voor de Nederlandse samenleving in het besef dat men hier inmiddels deel van uitmaakt en er daarom voluit verantwoordelijkheid voor draagt.
Het debat was om nog een andere reden nuttig. Debatterend over de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst bracht de Tweede Kamer ook het thema van botsenden grondrechten ter sprake. Het is een onderwerp dat sinds het aannemen van de Algemene wet gelijke behandeling in politiek Den Haag regelmatig wordt opgevoerd. Is er een rangorde in grondrechten? Is het antidiscriminatiebeginsel niet eigenlijk hét grote grondrecht, dat -als het erop aankomt- voorrang heeft boven zogeheten klassieke grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting of van vergadering? Heel concreet speelde de kwestie van de botsende grondrechten in de rechtszaak tegen oud-RPF-leider Van Dijke.
Over dit heikele onderwerp nu bereidt minister De Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing een notitie voor. Het boeiende is dat hij van de inhoud daarvan afgelopen woensdagavond al iets onthulde. Het kabinet heeft uitdrukkelijk niet de bedoeling een rangorde in grondrechten aan te brengen, zo bleek uit zijn uitlatingen.
Het is een uitermate verstandige beslissing van het kabinet die richting niet in te slaan. Grondrechten kunnen botsen, maar het zou een uitholling van de afzonderlijke rechten zijn al bij voorbaat aan te geven welk grondrecht bij eventuele botsingen de overhand moet hebben.
Dat het kabinet die kant niet opgaat, is een hele geruststelling voor hen die vreesden op enig moment niet meer te mogen zeggen dat homoseksualiteit zonde is omdat zij dan homo’s zouden discrimineren.