Loutering
1 Petrus 5:8
„Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden.”
Wanneer een mens van goede wil beproefd of verzocht of ook gekweld wordt door boze gedachten, dan pas verstaat hij hoezeer hij God nodig heeft, en hij erkent dat hij zonder Hem tot niets goeds bekwaam is. Dan ook wordt hij bedroefd en zucht en bidt, vanwege de ellende die hij lijden moet. Dan verdriet het hem langer te leven, en wenst hij dat de dood zal komen, om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Dan ook verstaat hij zo goed dat een volkomen rust en een duurzame vrede in de wereld niet kunnen bestaan. Zolang wij in deze wereld leven, kunnen wij niet zonder beproeving en verzoeking zijn. Daarom staat er in het boek Job geschreven: Heeft niet de mens een strijd op aarde? Eenieder behoorde daarom in vreze te verkeren wegens zijn verzoekingen, en te waken in de gebeden, opdat de duivel geen gelegenheid vindt om hem te verleiden. Hij slaapt nooit, maar gaat rond, zoekende wie hij zou mogen verslinden. Niemand is zo volmaakt en heilig dat hij niet somtijds verzoekingen zou hebben, en geheel ervan bevrijd blijven, kunnen wij niet. Ook zijn verzoekingen de mens dikwijls zeer dienstig, al zijn ze lastig en bezwarend, omdat hij daardoor vernederd, gelouterd en onderricht wordt. Alle heiligen zijn door vele beproevingen en verzoekingen heengegaan, en zij hadden daaraan hun toenemen te danken.
Thomas a Kempis, kanunnik te Zwolle
(”De navolging van Christus”, 1471)