„Levende ranken gesnoeid, dorre uitgeroeid”
„De nood van land en kerk is groot. Laten we daarom bidden of de God der legermachten tot ons wederkeert. Tot ons, die op Zijn bijstand wachten.”
Zo begon de eerwaarde heer J. de Boer uit Rijnsburg zaterdagochtend zijn toespraak op de ontmoetingsdag in Werkendam. Deze ontmoetingsdag, die voorheen werd gehouden in Almkerk, vond een nieuwe vergaderlocatie in de Bethelkerk van de gereformeerde gemeente te Werkendam. Het pand in Almkerk waar men samenkwam, is verkocht.
De Boer sprak voor de vijftig bezoekers van de ontmoetingsdag over de ware wijnstok en de ranken (Johannes 15). Jezus noemt Zich hier de ware Wijnstok. De Vader is de Landman. Hij onderhoudt de wijngaard en begeert van de wijnstok vrucht. Door de vrucht van de wijnstok wil Hij verheerlijkt worden.
„Van nature ontberen de ranken enige vrucht. Het is de wijnstok die de vrucht vermeerdert door de ranken, omdat die ranken in de wijnstok geplant zijn”, aldus De Boer.
Ranken die in de Wijnstok geplant zijn, dragen veel vrucht. Ranken die niet in Hem geplant zijn, dragen geen vrucht. Die neemt Hij weg. Al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, met de bedoeling dat ze meer vrucht dragen en tot meerder geestelijke wasdom komen. De Boer: „Levende ranken worden gesnoeid en dorre ranken uitgeroeid.”
Het snoeien van de ranken gaat volgens De Boer in een weg van beproeving, kruis en lijden. „Al het mijne moet verdwijnen zodat het Zijne gaat verschijnen. In dat proces van reiniging is er een roepen tot een wederkeer van de God der legermachten.”
Hij dringt erop aan, aldus de heer De Boer, dat we in Hem blijven. „Want buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf.”
Genadebrood
Tijdens de middagbijeenkomst prak ds. J. van Rijswijk, predikant van de gereformeerde gemeente te Wijk en Aalburg, over de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar (Lukas 18). Twee verschillende mensen. De een onderhield stipt de wetten van God, de ander stond in dienst van de Romeinen en stak het geld in eigen zak.
Twee mensen, aldus ds. Van Rijswijk, diep van God afgevallen. Beiden gaan op naar Gods huis, met tweeërlei uitwerking. Beiden zijn getuige van het bloed dat vloeide in de voorhof van de tempel.
„Wat heeft dat uitgewerkt, ook in uw leven?” zo vroeg de predikant uit Aalburg. „Hier valt een scheiding. De een gaat gerechtvaardigd naar zijn huis. De ander gaat voor eeuwig verloren.”
De een houdt een toespraak tot God. „Wat heeft hij het met zichzelf getroffen. God moet toch wel blij zijn met zo’n man. Wij zijn toch niet zo’n farizeeër? Ik hoor u zeggen: „Kijk eens wat ik heb meegemaakt. Ik ben een belijdend en net mens, gedoopt en ik ga aan het avondmaal.” Bent u dan geen farizeeër? Bent u daar al aan ontdekt?”, aldus de predikant.
De tollenaar stond van verre. Hij wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel. Sloeg op zijn borst. Ds. Van Rijswijk: „Daar zat voor hem de pijn van de smart over de zonde. Herkent u zich daarin? Herkent u zich ook in de bede: „O God! Wees mij de zondaar genadig”? Van genadebrood te leven is de hoogste stand in het geestelijk leven.”