Heilzame wanhoop
Hoe zou ons hart bereid moeten zijn te erkennen dat wij onwaardige schepselen zijn. We moeten dit niet alleen met het verstand weten, noch er over praten als over een tijding uit een ver land, maar het moet ons met een pijnlijk gevoel diep in ons hart zinken.Als wij naar de hemel kijken, moeten wij al zuchtend bedenken dat daar de plaats was waaruit wij onszelf moedwillig hebben verstoten en dat de hel de plaats is waar we heen reizen. Dat moest ons aan het zuchten, wenen en kermen helpen, zonder dat onze ziel zou kunnen rusten voordat wij op goede gronden verzekerd mogen zijn dat God ons uit genade de verdienste van Christus en het eeuwige leven heeft geschonken.
U zult vragen: Brengt deze gang van zaken de mensen dan niet tot wanhoop? Geliefden, er is een wanhoop die goed en prijzenswaardig is, namelijk als men aan zijn eigen bekwaamheden tot de zaligheid en de middelen daartoe wanhoopt. Zulk een wanhoop had Christus door Zijn Geest en Woord teweeggebracht in Zijn discipelen toen zij zeiden in Matthéüs 29:25: „Wie kan dan zalig worden?” Want zolang een mens in zichzelf niets anders vindt dan verdoemelijks, geeft dat stof tot een heilige wanhoop. Daardoor moet hij gedreven worden om nooit te wanhopen aan Gods genade in Christus.
Hermannus Witsius, professor en predikant te Utrecht (Praktijke des Christendom, 1664)