Binnenland

Meavita-zaak moet opnieuw door blunder

Door een blunder moet de Ondernemingskamer de hele rechtszaak over mogelijk wanbeleid bij de vroegere thuiszorggigant Meavita opnieuw behandelen. De Hoge Raad oordeelde vrijdag dat een van de rechters die de uitspraak deed op dat moment al met pensioen was, zodat deze niet geldig is.

ANP
18 November 2016 11:23Gewijzigd op 16 November 2020 08:39

De Ondernemingskamer oordeelde eerder dat topmensen van het zorgbedrijf, onder wie VVD-coryfee Loek Hermans, zich schuldig hadden gemaakt aan wanbeleid. Meavita ontstond in 2007 uit een fusie. Twee jaar later ging het failliet met een miljoenenschuld. Het bestuur zou verkeerde beslissingen hebben genomen. Meavita bood zorg aan ouderen en chronisch zieken in Den Haag, Utrecht, Groningen en de Achterhoek. Het had 20.000 medewerkers en 100.000 cliënten.

De zaak was aangespannen door vakbond FNV. De Ondernemingskamer oordeelde indertijd tevens dat de kosten van het voorbereidend onderzoek naar het beleid konden worden verhaald op de diverse bestuurders en commissarissen.

Volgens de regels worden beslissingen van de Ondernemingskamer genomen door drie rechters en twee deskundige leden. De Hoge Raad stelt echter vast dat een van die rechters op het moment van de uitspraak al met pensioen was. „Een beschikking wordt gewezen wanneer alle rechters die over de zaak oordelen, de tekst van de uit te spreken beschikking hebben vastgesteld”, aldus de Hoge Raad. „Nadat een rechter is gedefungeerd, kan hij niet meer als ‘rechter’ in de zin van deze voorschriften worden aangemerkt.”

De uitspraak had verstrekkende gevolgen voor Loek Hermans. De toenmalig voorzitter van de VVD-fractie in de Eerste Kamer zag zich genoodzaakt die functie neer te leggen. Hermans wilde vrijdag niet op de uitspraak reageren.

De advocaat van FNV, Arno van Deuzen, spreekt van een „knullige fout”. Hij heeft er echter alle vertrouwen in dat de Ondernemingskamer ook in nieuwe samenstelling tot exact dezelfde conclusie komt. „Alleen de zitting moet opnieuw worden gehouden. Het uitvoerige onderzoeksrapport waarop het oordeel gebaseerd is, blijft overeind. Ik kan met niet voorstellen dat de Ondernemingskamer in nieuwe samenstelling tot een ander oordeel komt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer