„Kindermishandeling nam grote hap uit mijn leven”
Ted Kloosterboer uit Tuitjenhorn (NH) heeft drie vormen van kindermishandeling meegemaakt: verwaarlozing, psychisch en seksueel misbruik. „Kindermishandeling heeft een grote hap uit mijn leven genomen.” Toch kijkt ze niet in bitterheid terug. „Door goede hulp heb ik de boosheid kunnen loslaten.”
Ted kwam 54 jaar geleden ter wereld als nakomertje. „Ik was de jongste in een gezin van zes kinderen. Mijn broer boven mij was zes jaar ouder”, vertelt ze vandaag, op de eerste dag van de Week tegen Kindermishandeling.
Het gezin waarin Kloosterboer opgroeide, was bepaald onveilig. „Het huwelijk tussen mijn vader en moeder was slecht. Altijd waren er spanningen. Vader en moeder gingen zich regelmatig te buiten aan alcohol.”
Verwaarlozing
Ted was van jongs af aan slachtoffer van verwaarlozing. „Ik heb toen nooit gevoeld wat ”houden van” is, of ervaren dat ouders in staat zijn te zorgen. Mijn moeder zat altijd op een stoel en deed niets.”
Haar 5e verjaardag zal ze zich haar leven lang heugen. „Toen heeft mijn vader me voor de eerste keer misbruikt. Dit ging –zoals altijd– hand in hand met psychische mishandeling. Als ik het zou vertellen, zouden alle gezinsleden boos op mij zijn, verhuizen en mij alleen in huis achterlaten, dreigde hij. Als kind geloof je dat.” Deze seksuele en psychische mishandeling ging door tot Teds 8e. Toen scheidden haar ouders en zag zij haar vader niet meer. Haar moeder kreeg de kinderen toegewezen.
Vanwege moeders passiviteit moest Ted vanaf haar 7e de belangrijkste huishoudelijke taken doen: voor eten zorgen, de was en de boodschappen doen, ramen lappen. „Mijn moeder was heel kritisch. Als er nog een druppeltje water op de ramen zat, kreeg ik de wind van voren.”
Door de opeenstapeling van psychische mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik ontwikkelde Ted al jong het gevoel dat ze een slecht kind was. „Ik kon mijn ouders niet gelukkig maken. Dat moest aan mij liggen. Die gedachte zorgde voor verwrongen mens- en wereldbeeld.”
De enigen die zich om haar bekommerden waren haar oom Dik en tante Ger. „Die waren oprecht in mij geïnteresseerd, maar ik durfde hun niets over de mishandeling te zeggen. Anders zouden zij mij ook een slecht kind gaan vinden. Toch was het heel belangrijk dat er tenminste twee volwassenen om mij gaven.”
Op haar 17e liep Ted weg van huis. „Ik ben op kamers gaan wonen en de ziekenverzorging ingegaan. Maar ik wist niet wie ik was, had weinig contact met mijn eigen lichaam en was grenzeloos. Relaties met anderen waren niet liefdevol en gelijkwaardig, en bijna gewelddadig.”
Ondertussen probeerde ze normale sociaal vaardigheden te leren. „Ik wist niets van communiceren, liefhebben, normaal ruzie maken, grenzen aangeven en anderen respecteren. Dus keek ik dat soort dingen van anderen af en deed hen na.”
Praten over wat ze meemaakte, leerde ze echter niet. Dat veranderde na een zelfmoordpoging op haar 27e. „Toen was ik uitgeput. Door tien, twaalf jaar goede therapie heb ik leren praten en de mishandeling verwerkt.”
Sindsdien bepaalt Kloosterboer haar eigen leven. Ze heeft een hoveniersbedrijf en is directeur van Stichting Praat over Kindermishandeling.
In die laatste functie hangt ze regelmatig de vuile was buiten – letterlijk. „Mensen schrijven hun ervaringen met kindermishandeling op wasgoed en dat hangen we op. Zo hopen we dat kinderen het signaal krijgen om over hun mishandeling te gaan praten. En dat een volwassene altijd een kind kan helpen door oprechte aandacht te geven.”
Geen levenspartner
Ze heeft geen levenspartner. „Daar heb ik geen behoefte aan. Dat heeft alles te maken met de kindermishandeling. Het lukte eerder ook niet. Wat in mijn kindertijd is stukgemaakt, kan in dit opzicht niet worden gerepareerd.”
Met slechts een van haar broers en zussen heeft ze goed contact. „Dat heeft alles te maken met het feit dat die over de mishandeling in ons gezin wil praten en de anderen niet.”
Last van een terugval heeft Kloosterboer niet. „De mishandeling heeft een grote hap uit mijn leven genomen. Dat is heel erg jammer. Maar door goede hulp heb ik de bitterheid en boosheid kunnen loslaten.”