IJdelheid
Psalm 119:37
„Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.”
Als een mens naar iets hunkert, wordt hij onrustig in zijn binnenste. De hovaardige en de geldgierige rusten nooit. De arme en de nederige van geest wandelen in volle vrede. De mens die nog niet volkomen in zichzelf gestorven is, wordt verzocht en overwonnen in kleine en niets beduidende dingen. Wie zwak is in de geest en nog enigermate vleselijk en overhellend tot zinnelijke dingen, kan zich moeilijk geheel losmaken van aardse begeerten. Daarom heeft hij zo dikwijls droefheid wanneer hij zich iets ontzeggen moet. Ook is hij snel misnoegd als iemand hem in de weg zit.
Heeft hij echter zijn begeerten gevolgd, dan wordt hij bezwaard door een schuldig geweten. Hij heeft zijn hartstocht ingewilligd, hoewel dat hem toch geen stap dichter bij de vrede brengt die hij zocht. Daarom, in de bestrijding van onze hartstochten wordt de ware vrede van het hart gevonden. Geen vrede is er dus in het hart van de vleselijke mens, noch in de mens die geheel opgaat in uitwendige dingen.
Thomas a Kempis, kanunnik te Zwolle
(”De navolging van Christus”, 1471)