„In lutherse traditie legt muziek tekst uit”
In de lutherse traditie waarin J. S. Bach staat, dient muziek om de tekst tot leven te wekken en uit te leggen. Dat zei musicoloog dr. Arie Eikelboom donderdag in Groningen.
Eikelboom was een van de sprekers op het afscheidssymposium van dr. Jan Luth, universitair docent hymnologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Luth gaat met pensioen.
Eikelboom, die in 2007 bij Luth promoveerde, zei dat Bach zelf had aangegeven dat hij componeerde om God te eren en om de mens te onderwijzen. Om dat te onderstrepen haalde Eikelboom Bachs motet ”Jesu, meine Freude” voor het voetlicht. „Hoewel de motetten bij Bach een bescheiden plaats innemen, heeft dit motet een bijzondere betekenis. Het is het enige waarin een volledig koraal met een Bijbeltekst is gecombineerd.”
Hymnoloog en musicoloog dr. Jan Smelik –hij was in 1997 de eerste die bij Luth promoveerde– keek in zijn lezing over Bachs schouder mee naar de Sonatina uit de cantate ”Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit”. Deze cantate, die uitsluitend Bijbelteksten bevat, dateert uit een tijd dat de kerk in preken, geschriften, liederen en religieuze composities de mens opriep zich voor te bereiden op het levenseinde. „Met het thema ”Dood en eeuwigheid bij Bach” heeft Luth zich de afgelopen tijd intensief beziggehouden.”
Onder woorden brengen wat Bach met zijn muziek heeft willen zeggen, vond Smelik een hachelijke zaak. „Voordat je het weet ben je de grens gepasseerd van wetenschapsland naar fabeltjesland.” Niettemin wilde Smelik toch achterhalen wat Bach met de Sonatina uit deze cantate voor ogen had gestaan. „De bezetting die Bach hier gebruikt, twee blokfluiten, twee gamba’s en basso continuo, is binnen Bachs oeuvre uniek. Zowel het gebruik van de blokfluit als van de gamba is in zijn geestelijke vocale oeuvre vaak verbonden met teksten die gaan over dood en eeuwigheid. Zo geven de blokfluiten wellicht uitdrukking aan de eindigheid van het leven, met smachtende motieven op het thema ”Memento mori”, en het verlangen naar de komst van Jezus.”
Brug
Drs. Jaco van der Knijff stelde dat Luther en zijn liederen Luth zijn hele loopbaan als hymnoloog hebben vergezeld. „Bach schreef zijn muziek bij de liederen uit de lutherse traditie. Voor Luth is Bach de brug geweest naar Luther en diens lied. Maar Luth heeft zich ook vastgebeten in lutherse bronnen van de calvinistische kerkzang in ons land.”
Daarvoor wees Van der Knijff –promovendus bij Luth– op de dissertatie van Luth uit 1980, waarin deze stelt dat de gereformeerden tussen 1550 en 1852, behalve de psalmen van Datheen, ook liederen van lutherse herkomst zongen. In 1581 stond de synode van Middelburg de boeren in Overijssel toe, naast de psalmen van Datheen, ook liederen van lutherse herkomst te blijven zingen. In Ost-Friesland (Emden) bleek in 1574 een traditie te bestaan om in de gereformeerde eredienst lutherse liederen in een Nederlandse vertaling te gebruiken. Die hymnologische traditie van Emden strekte zich uit tot Friesland, Groningen, Utrecht, Overijssel en mogelijk ook Drenthe, zo had Luth ontdekt.
Luth kreeg donderdag een vriendenbundel overhandigd. Na het symposium gaf hij met het kamerkoor van het Collegium Musicum Loppersum een concert in de Martinikerk te Groningen.
Het boek is hier te bestellen.