Opinie

Premier Rutte: Antisemitisme vlak onder de oppervlakte nog steeds aanwezig

Het is van belang dat we ook anno 2016 geen ruimte bieden aan het antisemitisme dat nog steeds vlak onder de oppervlakte aanwezig is, stelt minister-president Mark Rutte.

Minister-president Mark Rutte
9 November 2016 18:43Gewijzigd op 16 November 2020 08:23
Het is van belang dat we ook anno 2016 geen ruimte bieden aan het antisemitisme dat nog steeds vlak onder de oppervlakte aanwezig is, stelt minister-president Mark Rutte. beeld ANP
Het is van belang dat we ook anno 2016 geen ruimte bieden aan het antisemitisme dat nog steeds vlak onder de oppervlakte aanwezig is, stelt minister-president Mark Rutte. beeld ANP

„10 november 1938. Gisteren stonden de synagogen in brand. Ze stonden in brand in Duitsland. Ze stonden in brand in Oostenrijk. Ze stonden in brand in Tsjecho-Slowakije. (…) Overal op straat lagen verscheurde gebedenboeken, Thorarollen en gebedssjaals. (…) Nooit meer zal het orgel onze liederen op sjabbat begeleiden. Er zal geen sjabbat meer zijn, geen heilige dagen, geen liederen. Alleen thuis –als er nog een thuis is– zal moeder op vrijdagavond de kaarsen ontsteken en vader zal het dankgebed uitspreken voor brood en wijn.”

Op 23 september van dit jaar overleed in München op hoge leeftijd Max Mannheimer, Holocaustoverlevende en decennialang een boegbeeld van de strijd tegen het antisemitisme. De regels die ik net citeerde, komen uit zijn ”Spätes Tagebuch”. Er spreekt een schurend gevoel van verlatenheid uit, dat 78 jaar later nog altijd pijn doet. Alleen al die woorden: „Er zal geen sjabbat meer zijn.” Met de synagoge, stond ook de toekomst in brand. Met het brekende glas van Kristallnacht brak ook een wereldbeeld.

De nacht van 9 op 10 november 1938 markeert een omslagpunt in de geschiedenis van de Jodenvervolging. Het laatste flinterdunne restje terughoudendheid dat er nog was, werd definitief afgeworpen. Openlijk geweld tegen Joden was vanaf dat moment toegestaan – werd zelfs toegejuicht. Rechteloosheid werd de nieuwe norm. De „moord met voorbedachten rade”, zoals Presser de Holocaust noemde, kon beginnen.

Kristallnacht was een omslagpunt, maar geen beginpunt. Het sluipende antisemitische gif kreeg al eerder zijn funeste uitwerking. In beroepsverboden, in de rassenwetten van Neurenberg, in maatschappelijke uitsluiting. Stap voor stap werd een hele bevolkingsgroep ontmenselijkt, naar de rand van de samenleving gedwongen en uiteindelijk massaal vervolgd en in koelen bloede vermoord.

Het blijft nauwelijks te bevatten: hoe kon zo’n groot, zo’n onzegbaar kwaad ontstaan in een cultuur die ook Beethoven en Heinrich Böll voortbracht? Verklaren kunnen we het misschien, want in de Europese geschiedenis lag antisemitisme altijd vlak onder de oppervlakte. Maar begrijpen kunnen we het nooit.

Het absurde is ook niet te begrijpen. Hoe beschaving en humaniteit in een mum van tijd konden verdwijnen. Hoe ogenschijnlijk gewone mensen konden veranderen in beulen en moordenaars. En hoe onmenselijk wreed het lot was dat de Joodse bevolking in Europa trof. Daar houdt het verstand op en resteren alleen stilte en verbijstering.

En wij weten achteraf: de Kristallnacht is ook buiten Duitsland een nacht van schaamte. Want hoewel de internationale verontwaardiging groot was, bleef de praktische hulp en steun beperkt. Ook vanuit ons land was die mondjesmaat. De realiteit is: veel Duitse Joden zochten na november 1938 een uitweg, slechts weinigen werd die geboden. En wij, die de afloop van de geschiedenis kennen, wij buigen ons hoofd.

Op 10 november 1938 was Max Mannheimer 18 jaar oud. Hij zette zijn lange en veelbewogen leven in het teken van de herinnering aan de gruwelijkheden, die aan bijna al zijn familieleden het leven kostten. Zijn broer en hijzelf overleefden de kampen ternauwernood. Die herinnering levend houden, om nieuwe gruwelijkheden te voorkomen – dat beschouwde hij als zijn opdracht.

En het is ook onze opdracht. Door te herdenken, bewijzen wij eer aan de slachtoffers van toen. Maar we spreken ook uit dat we waakzaam zijn in het hier en nu. Tegen het antisemitisme, dat nog altijd vlak onder de oppervlakte ligt. Tegen discriminatie en uitsluiting van bevolkingsgroepen. Tegen onverdraagzaamheid.

Dat is een voortdurende strijd, die we moeten blijven voeren. Want, helaas, ze zijn er: de spreekkoren in het voetbalstadion, de synagoges die worden beklad met anti-Joodse leuzen, de dreigementen tegen Joodse organisaties en mensen met een keppeltje op hun hoofd.

De Kristallnacht waarschuwt ons: we mogen het nooit gewoon gaan vinden. Want in het kleine en gewone, in de gewenning aan steeds een stap verder, daarin schuilt het grootste kwaad. En dus blijven wij ons verweren. We blijven ons hardop uitspreken. En we blijven het verleden herdenken – om de toekomst te bewaken.

Deze markante synagoge, die door de eeuwen heen elke storm doorstond –zelfs de allerergste– bewijst dat het goede, het ware, het echte uiteindelijk krachtiger is dan het kwaad. En die hoopvolle boodschap klinkt ook door in de nagelaten aantekeningen van Max Mannheimer. Ik citeer hem nog een keer, 10 november 1938:

„Ze smeten de gebedenboeken, de Thorarollen en de sjaals uit de synagoge op straat. En morgen kunnen ze die ook uit onze huizen gooien. En toch, voor mijn moeder zou dat niets veranderen. Zij kan de teksten uit haar hoofd opzeggen.”

Wat in het hart van mensen zit, is sterker dan blinde haat.

Dit artikel is de tekst van de toespraak die de minister-president woensdagmiddag hield tijdens de Kristallnachtherdenking bij de Portugese synagoge in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer