Prof. De Hart: Kerk heeft voortrekkersrol in samenredzaamheid
Als kerk en godsdienst in Nederland zouden ontbreken, dan zou er veel veranderen en niet ten goede. Kerkmensen zijn als weinig anderen „ware bruggenbouwers.”
Dat zei prof. dr. Joep de Hart, bijzonder hoogleraar op de leerstoel kerk en wereld die Kerk en Wereld en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) samen hebben ingesteld, vandaag in de Thomaskerk in Amsterdam. Titel van de zogenoemde Kerk en Wereld-lezing was ”Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, worden weer buren. Sociale verschillen en de overbrugging daarvan – de rol daarbij van religie/kerk”. Kerk en Wereld, een onderdeel van de Protestantse Kerk in Nederland, steunt initiatieven op het grensvlak van geloof en samenleving.
Als de kerken vandaag zouden verdwijnen, dan ligt volgens de Nijmeegse godsdienstsocioloog „vanavond nog een groot deel van het verenigingsleven op zijn gat, zal de geldstroom aan goede doelen gaan haperen, zullen tal van ideële organisaties moeten vechten voor hun voortbestaan, dreigt in menig gezin op termijn de opvoeding in prosociale waarden in het ongerede te raken en droogt een van de belangrijkste bronnen van zowel het vrijwilligerswerk als de mantelzorg op.”
Waar Nederlanders het meest naar uitzien, is een sociale samenleving, een samenleving waar mensen zich iets gelegen laten liggen aan elkaar, waar ze samen optrekken om doelen te verwezenlijken, aldus prof. De Hart.
De maatschappij ontwikkelt zich echter een andere kant op. „Het valt niet te ontkennen dat in het ontzuilde, pluriforme en sterk geïndividualiseerde Nederland van vandaag tal van oude en nieuwe scheidslijnen vallen te ontdekken.”
De behoefte aan saamhorigheid lijkt tegenwoordig „minder georkestreerd” dan in tijden van weleer, aldus De Hart. Als voorbeeld noemde hij: „Niet zondags aanschuiven in de kerkbank, maar wel met zijn allen ”The Passion” meemaken.” Hij voegde daar een bekende dichtregel van Martinus Nijhoff aan toe: „Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden…”
Na een halve eeuw van ontzuiling en ontkerkelijking vormt godsdienst slechts voor een slinkende minderheid van de Nederlanders de hoeksteen van hun levensvisie en leefstijl, constateerde prof. De Hart. „Wel fungeert religie bij tijd en wijle als een steen des aanstoots. Daarbij gaat het allang niet meer alleen om protestantse scheurmakers, verlichte vrijdenkers en tegenstellingen tussen rooms-katholiek en protestants.”
Religie is verweven geraakt met verschillen tussen migranten en autochtonen. De polarisatie daardoor speelt zich af rond nationale of westerse waarden –zoals democratie, gelijkberechtiging en vrijheid van meningsuiting– en veiligheid.
Toch hoeven die verschillen niet tot een scheiding tussen groepen te leiden, stelde de hoogleraar. Prof. De Hart stelde dat kerken daarbij een voortrekkersrol hebben als het gaat om de „samenredzaamheid in tijden van een terugtredende overheid.” Juist religieuze gemeenschappen zorgen door mantelzorg en vrijwilligerswerk voor het opvullen van een gat.