Is Nederland een groen land? Allerminst
In economisch opzicht doet Nederland het goed, maar als het gaat om duurzaamheid valt er nog veel te verbeteren en bevinden we ons op sommige punten in de achterhoede van Europa. Dat blijkt uit een rapport dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vrijdag publiceerde.
Vorig jaar september hebben de regeringsleiders van alle 193 leden van de Verenigde Naties (VN) hun handtekening gezet onder 17 mondiale duurzaamheidsdoelen voor de periode 2015 tot 2030, de zogenoemde Sustainable Development Goals (SDG’s). Het betreft zaken, „waar niemand op tegen kan zijn, die iedereen belangrijk vindt”, in de woorden van Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS. Een greep uit het pakket: armoede uitroeien, voedselzekerheid waarborgen, gelijkheid tussen mannen en vrouwen bevorderen, actie ondernemen tegen klimaatverandering, goed onderwijs voor iedereen aanbieden, de natuur, waaronder de oceanen en de bossen, beschermen.
De SDG’s zijn een vervolg op de millenniumdoelstellingen van de VN, die tussen 2000 en 2015 de voornaamste problemen in de ontwikkelingslanden moesten halveren. „Die hebben we min of meer gehaald. Dat was een grote verrassing”, zegt Hugo von Meijenfeldt, nationaal coördinator van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de implementatie van de SDG’s. „Er is dus alle reden om door te gaan met nu nieuwe ambities.” Die zijn, anders dan de vorige, gefocust op ook de rijkere landen. De gemaakte afspraken zijn niet wettelijk bindend, maar zij fungeren wel als een inspanningsverplichting voor de regeringen.
CBS
Waar staan we als Nederland? Hoe scoren wij tot dusver? Sommige doelen zijn hier al gerealiseerd, bijvoorbeeld: iedereen moet toegang krijgen tot veilig drinkwater. Om resultaten te meten zijn voor elke SDG indicatoren –in totaal maar liefst 192– ontwikkeld. Een aantal daarvan is voor ons niet relevant, zoals handhaving van biodiversiteit in berggebieden.
Het CBS heeft een eerste cijfermatige inventarisatie verricht en publiceerde vandaag, al ruim een jaar nadat de VN-agenda officieel is vastgesteld, de bevindingen. Voorlopig blijven die beperkt tot iets meer dan een derde van alle indicatoren. De statistici hebben daarbij de cijfers voor ons land vergeleken met die in de rest van Europa.
Uit de analyse komen sterke en zwakke punten naar voren. In de eerste categorie vallen de prestaties die verband houden met economie en werk. Zo zijn het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner en per gewerkt uur hoog ten opzichte van andere EU-lidstaten. We zijn dus een productief landje. Het percentage van jongeren die geen baan hebben en ook geen opleiding volgen, is nergens lager. Ook wat betreft vrede en recht, concreet uitgewerkt in onder meer aantallen moorden, omvang misdaad, gevoel van veiligheid bij de burger, rangschikken we ons binnen de Unie in de kopgroep.
Daarentegen in de sfeer van schone energie en klimaatbescherming blijven we ver achter en moet er de komende jaren een stevige schep bovenop. Met ons aandeel van 5,9 procent hernieuwbare energie (wind, zon en water) in de nationale energieconsumptie staan we bijna helemaal onderaan. Alleen Malta en Luxemburg doen het slechter. We gebruiken nog veel fossiele brandstoffen. Met de broeikasgasemissie per inwoner laten we slechts drie EU-partners achter ons. Op beide terreinen is Zweden met flinke voorsprong de nummer één op de ranglijst. Daar halen ze al meer dan de helft van de energie uit duurzame bronnen.
Nederland een groen land in Europa, in de wereld? „Dat geldt niet meer, we zijn weggezakt”, concludeert Von Meijenfeldt. Samenvattend duidt Van Mulligen in een toelichting op het rapport, Nederland aan, en dan bezien over de volle breedte, als een „stabiele subtopper.”
Heel ingrijpend
Von Meijenfeldt benadrukt dat er „heel ingrijpende” maatregelen nodig zijn om straks aan de SDG’s te voldoen. Volgens hem is daarbij het woord vooral aan de bedrijven. „Een andere wijze van produceren en transporteren, anders omgaan met grondstoffen, energie en water. Daar gaat het om”
Op 8 december vindt er een conferentie plaats met alle betrokkenen, dat wil zeggen het bedrijfsleven, de financiële sector, kennisinstellingen, ngo’s (als vertegenwoordigers van de burgermaatschappij) en overheden. Von Meijenfeldt: „Dan zullen we kijken waar we het over eens zijn en wat de uitdagingen zijn. Misschien moeten we prioriteiten stellen. We hebben in Nederland in ieder geval als pluspunt dat we gewend zijn om niet te strijden, maar te overleggen met elkaar.”