Violiste Lisa Jacobs: thuis bij Locatelli, verliefd op Ysaÿe
In huize Jacobs werden ze er horendol van. Het was altijd maar weer die ene plaat met vioolconcerten van Pietro Locatelli die werd gedraaid. En dat kon voor de kleine Lisa niet vaak genoeg worden herhaald. De jonge topvioliste Lisa Jacobs (1985) is er duidelijk over: „Locatelli was voor mij de reden om viool te gaan spelen.”
Haar zus speelde viool en dat wilde zij ook, vertelt Jacobs, die in Amsterdam woont. „Mijn ouders vonden dat echter geen goed idee. Maar ik hield vol. Ik was zo gegrepen door de vioolmuziek van Locatelli dat ik als klein meisje deed alsof ik speelde, terwijl de cd aanstond. De liefde voor de muziek van Locatelli heeft altijd standgehouden.”
Bij dit playbacken is het bepaald niet gebleven. Lisa mocht toch op vioolles, werd al snel toegelaten tot het conservatorium, won verscheidene concoursen en trad veelvuldig op in binnen- en buitenland. Ze wordt geroemd om haar karaktervolle spel en uitmuntende techniek.
„Ik heb een gedegen opleiding gehad, zeg maar de Russische school. Vroeger vond ik het spelen van toonladders vreselijk. Nu heb ik er ontzettend veel plezier in en gemak van. Techniek moet geen issue meer zijn, pas dan kun je heerlijk vrij muziek maken.”
Het kringetje is nu rond. Onlangs speelde Jacobs een cd vol met drie concerten uit de bundel ”L’Arte del violino” van Pietro Locatelli (zie ”Pietro Locatelli”). De kritieken zijn zonder uitzondering lovend.
Wat maakt de muziek van Locatelli zo boeiend?
„Je zou het niet verwachten van een barokcomponist, maar de muziek van Locatelli is vaak erg romantisch. Qua harmonie gebeuren er bijzondere dingen, zeker voor die tijd. Elk eerste en laatste deel van een vioolconcert bevat een capriccio voor soloviool. Deze technisch zeer uitdagende stukken zijn eigenlijk uitgeschreven improvisaties. Ze deden veel stof opwaaien in de toenmalige muziekwereld. Locatelli kon hiermee laten horen wat hij allemaal in huis had als vioolvirtuoos.”
Uw debuut-cd uit 2013 bevat echter onder andere muziek van de Belgische violist en componist Eugène Ysaÿe.
„Ysaÿe is mijn andere grote liefde. Geen componist die zo met klankkleuren kan toveren als hij. Ysaÿe kan dezelfde noot binnen tien seconden een totaal andere lading geven. Helaas is veel van zijn muziek tamelijk onbekend. Voor mij is Locatelli thuiskomen, Ysaÿe is degene met wie ik mij het meest verwant voel.”
U bespeelt een viool van de Italiaanse bouwer Rugieri uit 1683, die u ter beschikking is gesteld.
„Ik speel er al een hele tijd op. Het is een heel elegant instrument, maar ook een instrument waarop ik keihard moet werken. Dat zorgt er wel voor dat ik een klank kan bereiken die ik echt zoek en die dan ook niet meer kwijtraak.”
Uw spel wordt geroemd door het publiek, de recensenten zijn lovend. Hoe gaat u om met zo veel complimenten?
„Ze strelen natuurlijk mijn ego, maar uiteindelijk gaat het bij complimenten slechts om een persoonlijke mening. Dat heb ik van jongs af aan gelukkig goed geleerd van mijn ouders en docenten. Natuurlijk, goede recensies geven ook rust, je doet het blijkbaar dus goed. Maar krijg ik die niet, dan sta ik toch volledig achter wat ik maak.”
U hebt meegedaan aan verschillende prestigieuze concoursen en die nog gewonnen ook.
„Ik heb eigenlijk niet zo veel met concoursen. Het eerste wat naar voren komt bij een beoordeling is vlekkeloze techniek. Wat daarna komt, is doorgaans een kwestie van smaak. Op het moment dat je een heel persoonlijke mening hebt, kan dat iemand goed bevallen, terwijl een ander het afschuwelijk vindt. Dan word je een punt van discussie. Bij een concours pakt dat vaak niet goed uit. Het maakt nogal een verschil of de gehele jury je een achtje geeft of de een een tien en de ander een vijf. Dan kom je gemiddeld lager uit. Lang niet alle jury’s prikken daardoorheen. Voor mij persoonlijk is het eigenlijk geen muziek maken. Ik voel me tijdens een concours niet totaal vrij om mijn eigen verhaal te vertellen.”
U gaat voor vrijheid, vertelt graag uw eigen verhaal. Botst dat niet als u samenwerkt met bijvoorbeeld dirigenten?
„Idealiter nodigt een dirigent mij van tevoren uit voor een overleg. Niet zelden is er slechts één repetitie gepland. We hebben dan drie kwartier voor een stuk van een halfuur. Ik heb geleerd dat ik dan vooral duidelijk moet zijn over wat ik wil. Mijn interpretatie moet ik tot in de puntjes op orde hebben. Heb ik dat niet, dan is het heel erg hard werken en grote kans dat het ook niet fijn werken is voor de dirigent. Of met een orkest soleren spannend is? Nee, solorecitals, díé zijn een stuk spannender. Je staat dan moederziel alleen op het podium zonder een vol orkest achter je en een dirigent op de bok op wie je kunt terugvallen. Dan ben je echt op jezelf aangewezen.”
Het leven van een uitvoerend musicus is intensief. Hoe houdt u dat vol?
„Ik heb redelijk veel energie. Daar maken mijn vrienden regelmatig grapjes over. Tegelijkertijd geeft de muziek mij ook veel energie. Als ik terugkom van een concert ben ik bijna nooit moe. Ik moet wel goed voor mezelf zorgen: goed slapen, gezond eten en een beetje bewegen.”
Wat is de zin van muziek?
Resoluut: „Verrijking. Op welk vlak dan ook. Dat kan ontspanning zijn, uiting van geluk, van verdriet. Muziek is in zekere zin een taal waarmee we ons kunnen uiten. Maar ze is veel meer dan dat. Een wereld zonder muziek zal een heel moeilijke wereld worden. Muziek is iets waarmee mensen dichter bij zichzelf komen.”
En popmuziek?
„Ik houd niet alleen van klassieke muziek. Dat zou kortzichtig zijn. In de auto luister ik vaak naar popmuziek. Dat vind ik ontspannend, want ik ben al de hele dag met klassieke muziek bezig. Met vrienden bezoek ik eigenlijk nooit klassieke concerten. Klassieke muziek is toch wat meer luistermuziek. Hoewel: zodra je muziek van Vivaldi aanzet voor mijn kleine neefje, dan begint hij heel gezellig mee te deinen. Dat is iets wat heel puur is. Jammer dat mensen dat vaak kwijtraken naarmate ze ouder worden.”
Uw nieuwste cd met muziek van Locatelli nam u op in de Cunerakerk in Rhenen.
„Dat is een plek waar ik erg graag kom. De Cunerakerk heeft een opvallend mooie akoestiek. Ze heeft, ondanks haar omvang, een bijzondere intimiteit. In tegenstelling tot veel andere oude kerken komt de doorzichtige strijkersklank er goed tot zijn recht. Tegelijk moet ik een enorm compliment maken richting The String Soloists, een fantastische groep strijkers, waarmee ik mijn laatste cd heb opgenomen. Ze kunnen elke akoestiek goed uitbuiten, terwijl ze nog helemaal niet lang samenwerken.”
Op welke muzikale roze wolk verkeert u momenteel?
„Paganini! Een componist die eigenlijk in het verlengde ligt van Locatelli, want hij componeerde ook 24 capriccio’s. Paganini staat bekend om zijn razend moeilijke virtuoze vioolmuziek, maar oh, wat een prachtige lyrische melodieën heeft die man geschreven!”