Van der Staaij: Stoppen met adoptie te kort door de bocht
Moet Nederland stoppen met de adoptie van kinderen uit het buitenland? Dat is te kort door de bocht, vindt SGP-leider Van der Staaij, zelf adoptieouder.
Het recht van kinderen om in het land van herkomst in gezinsverband op te groeien, hoort onvoorwaardelijk voorop te staan, stelde de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) woensdagmorgen. De raad adviseert het kabinet daarom te stoppen met adoptie uit het buitenland.
„Een kind is altijd beter af in een gezinssituatie dan in een tehuis en het is heel erg belangrijk dat een kind continuïteit van opvoeding heeft”, stelde kinderrechter Jolande Calkoen, lid van de RSJ, in Trouw. „Dus dat het in een omgeving blijft waar het de cultuur, de sociale omgeving en de taal kent.”
Volgens Van der Staaij is adoptie altijd een noodmaatregel en geen ideaal. „Elke noodmaatregel kent zijn eigen moeilijkheden. Dat is geen reden om te zeggen: stop er maar helemaal mee. Het is schadelijker als kinderen helemaal zonder ouders opgroeien.”
De politicus wijst erop dat er al veel gebeurt om misstanden tegen te gaan. In veel landen is de kinderbescherming verbeterd en wordt adoptie in het land zelf meer gestimuleerd. En dat werkt, laten de cijfers zien. In 2005 kwamen nog bijna 1200 adoptiekinderen naar Nederland, vorig jaar waren dat er zo’n 300. Zo komen er uit een land als Colombia nu bijna geen adoptiekinderen meer.
De RSJ benadrukt in het rapport dat adoptieouders en bemiddelingsbureaus niets kwalijk te nemen is. Conclusie van de raad is dat adoptie veel voordelen biedt voor het individuele kind, maar dat aan het stelsel in zijn geheel te veel onoplosbare risico’s kleven. Door te stoppen met adoptie zijn de kinderen volgens Calkoen beter af. „Uiteindelijk help je meer kinderen door hen ter plaatse te ondersteunen met goede jeugdbescherming, dan door enkele kinderen hiernaartoe te laten komen.”
De RSJ meent verder dat een ‘vraaggestuurde markt’ is ontstaan door de wens van westerse ouders om buitenlandse kinderen te adopteren en door de financiële belangen die daarmee gemoeid zijn.
Van der Staaij: „Natuurlijk moeten we geen kinderen voor ouders zoeken, maar ouders voor kinderen. Laten we kijken hoe we nog meer kunnen voorkomen dat de procedure fout loopt of dat financiële belangen een rol spelen.” De vraag hoe het kan dat er adoptiekinderen uit een land als Amerika komen, vindt hij een terechte. „Zijn er in de VS zelf echt geen mogelijkheden om die kinderen te laten opgroeien in een gezin?”
Ook Jaco Alderliesten van de AdoptieVereniging Gereformeerde Gezindte erkent dat het beter is dat kinderen opgroeien in een gezin in het land van herkomst. „Maar er zijn niet altijd pleeg- of adoptiegezinnen in eigen land. Een gezin in het buitenland is dan beter dan een kindertehuis.”
Alderliesten heeft adoptiekinderen uit Colombia en Bolivia; één komt uit een tehuis. „Ik heb daar veel liefde gevoeld voor de kinderen. De verzorgers zeiden ook: Wij kunnen nooit die liefde bieden die een kind nodig heeft en in een gezin krijgt. Een gezin heeft altijd de voorkeur, ook als dat een emigratie betekent.”
Verhalen over misstanden en omkoperij kent Alderliesten alleen uit de media, niet van de 200 gezinnen die bij de vereniging zijn aangesloten. „Het is in het belang van het kind dat misstanden vermeden worden. Dat een kind verkocht wordt, wil je ook als adoptieouder niet. Maar laten we het kind niet met het badwater weggooien.”