Boeiende gedachten van Willem Wilmink over literatuur
Niets meer of minder dan een chronologisch geordende bundeling van artikelen en lezingen over literatuur, dat is het „Handig literatuurboek” van Willem Wilmink. De lezer mag delen in de heldere observaties en de onbevangen blik van iemand die echt van literatuur hield.
Op twee plaatsen in dit ”Handig literatuurboek” zet Willem Wilmink dezelfde dichtregels onder elkaar. Dat zijn ”Een karretje op een zandweg reed” en ”Om mijn oud woonhuis peppels staan”. De eerste regel is afkomstig uit een populair liedje van J. P. Heije, de tweede uit een vers van de gerenommeerde dichter J. H. Leopold. De overeenkomst tussen beide regels is duidelijk: de zinsbouw wijkt af van wat gebruikelijk is. Maar wat maakt nu dat de ene regel als literair beschouwd wordt en de andere niet?
Ziedaar een vraag waarover Wilmink (1936-2003) graag zijn gedachten liet gaan. Hij was schrijver, dichter en literatuurbeschouwer; de literatuur benaderde hij aanvankelijk op een serieuze academische wijze, later op een persoonlijke, veel minder pretentieuze manier.
Guus Middag heeft een keuze gemaakt uit Wilminks stukken over literatuur en die in een ruwweg chronologische volgorde geplaatst. De titel van het boek zou de lezer intussen op een verkeerde gedachte kunnen brengen, alsof het een naslagwerk betreft, maar dat is beslist niet het geval: het is een bundeling van stukken over schrijvers en literaire verschijnselen die Wilmink toevallig interessant vond en waar hij op een typerende losse manier over schreef (of sprak: het boek bevat ook de tekst van een aantal lezingen).
Daarmee wil niets ten nadele van het boek gezegd zijn. Wilmink was een literatuurliefhebber van een zeldzame geworden soort: iemand die meer dan oppervlakkige kennis had van de Nederlandse literatuur en daarbij geen enkele periode oversloeg. In dit boek staan stukken over ”De reis van Sint Brandaan” (middeleeuwen), over Bredero (renaissance), over Van Alphen (verlichting), over Piet Paaltjens (romantiek), over Gorter (Tachtigers) en over Achterberg (twintigste eeuw) – om maar een greep te doen.
Kieskeurig was Wilmink sowieso niet. Hij was een groot liefhebber van het Nederlandse lied en hij schreef scherpzinnig en liefdevol over volksliedjes en smartlappen, over Louis Davids en J. H. Speenhoff. Vandaar ook dat Wilmink de dichtregels van Heije en Leopold bij elkaar zet – en dan niet om te betogen dat Leopold beter is dan Heije, maar veeleer om te stellen dat je poëzie overal tegen kunt komen.
Dat Wilmink thuis was in zo veel tijden en genres maakt zijn stukken bijzonder. Hij springt zonder meer over van Shelley naar Nel Benschop, en van Johnny Jordaan naar Goethe. Dat betekent niet dat hij alles even goed of waardevol vindt; Wilmink legt juist heel secuur bloot wat een goede tekst onderscheidt van een slechte. Hij vindt het goede echter op allerlei plaatsen, ook waar de reguliere literatuurkenner niet geneigd is het te zoeken. Sterk is ook dat Wilmink van gecanoniseerde dichters als Van Alphen en Piet Paaltjens nu eens laat zien waaróm ze zo goed zijn als dichter, en daarbij (wat even belangrijk is) ook hun zwakke plekken aanwijst.
Het is niet in het opzetten van een zorgvuldig onderbouwd betoog dat Wilmink excelleert. Het probleem van Heije versus Leopold wordt opgeroepen, maar ook in een handomdraai opgelost – zij het met een ‘educated guess’. Hij biedt de lezer vooral de heldere observaties en de onbevangen blik van iemand die echt van literatuur houdt. Het stuk over Gorters ”Mei” bijvoorbeeld is met afstand het mooiste wat ik erover gelezen heb.
Veel artikelen van Wilmink zijn door Guus Middag samengevoegd tot een groter geheel. Soms zijn daarbij de naden wel erg goed zichtbaar gebleven, en ook de doublures zijn her en der opzichtig. Wie zich daar niet aan stoort, van de Nederlandse literatuur houdt en over een al dan niet gelauwerde schrijver weer eens iets heel anders dan anders wil lezen, zal met dit ”Handig literatuurboek” genoeglijke uren beleven.
Boekgegevens
”Handig literatuurboek. Voor mensen met meer verstand dan opleiding”, Willem Wilmink, ed. Guus Middag; uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 3880 184 1; 472 blz.; € 45,-.