Luther zou Reformatiejaar niet direct toejuichen
Het kan niemand ontgaan. Vandaag begint het Reformatiejaar. Allerlei activiteiten zijn erop gericht om het begin van de kerkhervorming te herdenken – van de heruitgave van doorwrochte boeken van Luther tot het promoten van Lutherbier.
Het is maar de vraag of de grote reformator zelf gelukkig zou zijn geweest met al die festiviteiten. Waarschijnlijk niet. Als hij er niet zo diep van was doordrongen slechts een nietig schepsel te zijn, had hij hartelijk kunnen lachen om al die koude drukte. Maar vanuit de diepe overtuiging dat een mens niets goeds tot stand kan brengen, zou hij waarschijnlijk in felle woorden eisen onmiddellijk te stoppen met alle festiviteiten. Een Lutherjaar? Nee, dat niet. De tijd, en dus elk jaar, is „een jaar onzes Heeren” niet meer en niet minder.
Een tweede, even groot bezwaar van Luther tegen een feestelijke herdenking van 500 jaar Reformatie zou zijn dat daarmee de ernstige situatie waarin de kerk terecht is gekomen, verdoezeld wordt. Hij leed eraan dat de eenheid van de christelijke kerk was verbroken. „Met gebroken stem zeg ik: Ik geloof één heilige, algemene christelijke kerk”, schreef hij eens aan zijn vriend Melanchthon. De breuk die er tussen Rome en de Reformatie kwam, was nooit zijn begeerte. Hij wilde de kerk, zijn moeder, van binnenuit reformeren.
Toch is denkbaar dat Luther de herdenking van de Reformatie zou begrijpen als hij in onze, sterk geseculariseerde tijd had geleefd. Nee, dat zijn portret het beeldmerk is van het Reformatiejaar, dat zou hij nooit willen. Dat zou hij als een ernstige vorm van persoonsverheerlijking afwijzen. Maar het feit dat het Woord van God weer onder het stof vandaan was gehaald, moest blijvend worden herinnerd. En de boodschap dat alleen het geloof in de volkomen genade van Jezus Christus mensen redding brengt, mocht zeker niet worden vergeten. Alles wat die twee dingen in het volle licht zet, zou hij toejuichen.
Het is een feit dat in onze tijd het grootste deel van de West-Europese bevolking en miljoenen in andere werelddelen niets of nauwelijks iets weten van de Reformatie. En als ze al iets over Maarten Luther hebben gehoord, dan stijgt dat nauwelijks boven de karikatuur uit. Dat er dus in dit jaar wordt geprobeerd die kennis bij te spijkeren, is positief.
De uitdaging daarbij is wel om vooral de boodschap van de Reformatie voor het voetlicht te brengen. Wanneer de herdenking alleen maar gestalte krijgt door sappige details over de mens Luther te vertellen, dan is het Reformatiejaar weinig zinvol. De opgave is mensen indringend te overtuigen van de boodschap van de Reformatie: de rechtvaardiging door het geloof in Jezus Christus.
Die centrale gedachte is niet zomaar overgedragen. Ze staat, niet alleen vandaag de dag maar altijd al, haaks op hetgeen mensen graag horen. Ieder mens, zeker in onze tijd van menselijke autonomie, verlangt om eigen leven en eigen lot te bepalen. Als die gedachtegang doorbroken wordt en mensen vallen voor de gedachte van sola gratia (alleen genade) dan wordt het Reformatiejaar „het aangename jaar des Heeren.”