Column: Van Ruler was zijn tijd ver vooruit
Hij zou zich schuldig maken aan „theologisch turnen” (Puchinger). Zijn denken zou meer getuigen „van vervoerde tongentaal dan van bezonken theologie” (W. Aalders). Toch kan het gedachtegoed van de vermaarde theoloog dr. A. A. van Ruler (1908-1970) christenpolitici tot op de dag van vandaag inspireren.
Van Ruler was een gereformeerd theocraat. God regeert. De Bijbel is de waarheid en alle andere goden zijn afgoden. Ook de overheid dient vanuit deze theocratische belijdenis te opereren. Doet zij dit niet, dan ligt tirannie op de loer. „Óf christen- vervolging, óf theocratie.” Krachtig waarschuwde Van Ruler tegen de terreur van de seculiere tolerantie. Inmiddels zien wij wat er gebeurt als een samenleving verdraagzaamheid tot een absolute waarde uitroept. Een verdraagzaamheid die alleen zichzelf nog verdraagt. Vrijheid voor gelijkgezinden.
Op dit punt is Van Ruler profetisch geweest. Het loslaten van de christelijke wortels van staat en samenleving –onder de valse dekmantel van de zogenaamde scheiding van kerk en staat– leidt niet tot neutraliteit, maar loopt uit op een antichristelijke wending.
Haarscherp heeft hij aangeduid waarop de democratie in de vorm van een neutrale staat zal uitlopen: op staatsabsolutisme. Dan wordt de staat verstaan als de gezamenlijke wil, die opgelegd wordt aan minderheden. Onder het mom van het opkomen voor vrijheid worden vrijheden de nek omgedraaid. De ruimte voor klassiek-christelijke opvattingen –bijvoorbeeld ten aanzien van de homoseksuele praktijk– verdampt in hoog tempo. Van Ruler leert dat je alleen maar echt tolerant kunt zijn tegenover andere opvattingen als je zelf een diepe en vaste overtuiging hebt. Maar wat is waarheid voor een neutrale staat?
Van Ruler bekritiseert evenzeer de oeverloze tolerantie. Het is opvallend dat niet alleen Abraham Kuyper, maar later ook Van Ruler –toen er nog bijna geen moslim in Nederland woonde– zo veel aandacht schonk aan de gevaren van de islam. Al in 1947 sprak hij: „Een oud probleem, dat zo om de zes eeuwen komt opzetten, komt in onze eeuw weer naar boven: de islam. Het heeft slechts één begeerte: Europa te onderwerpen.”
Van Ruler is niet verouderd. Als we hem verouderd noemen, doen we dat om zijn lastige vragen weg te poetsen. Gelet op de huidige knellende vragen omtrent de scheiding van kerk en staat, islamitisch onderwijs en minaretten kunnen we beter stellen dat Van Ruler zijn tijd ver vooruit was. In de eenentwintigste eeuw, zo voorspelde hij, zullen we wel merken dat de theocratische idee de clou van de hele grap is.
Het onvermogen van een neutrale overheid uit zich in haar hulpeloosheid ten opzichte van een zelfbewuste islam. Toen minister Schippers tijdens de H. J. Schoolezing de islam onder vuur nam, schoot mij te binnen hoe Van Ruler wees op het beeld van de zeventig koningen uit Richteren 1, die met afgesneden duimen kruimels van de vloer moesten rapen.
Zó probeert onze neutrale overheid vruchteloos de groeiende islamitische ambities te bezweren. De instrumenten om te kunnen optreden tegen potentieel gevaarlijke godsdiensten heeft zij zich uit handen laten slaan. De gelijkstelling van alle godsdiensten is zo’n bestuurlijke bezweringsformule geworden, dat dit het zicht op de ware aard van de islam versluiert en daarmee haar dreiging miskent. Wie zo hamert op neu- traliteit, geeft dergelijke ideologieën vrij spel.
Hoeveel kabaal minister Schippers ook maakte –iedere nieuwkomer verplicht juichen bij de Gay Pride!– het kon de leegte van haar bijdrage niet verhullen. Als wij tegenover de islam niet meer te stellen hebben dan een vrije seksuele moraal en een onbeperkt recht tot kwetsen, zie ik de toekomst van het Westen somber in.
Alléén het theocratisch gedachtegoed heeft een antwoord op de sharia. De overheid mag Gods Woord als richtsnoer nemen en van daaruit beleid ontwikkelen. Zónder waarheid en leugen over één kam te scheren.
Een christentheocraat is niet domweg tegen godsdienstvrijheid, maar verwerpt wel de gelijkberechtiging van alle godsdiensten. Vooral als het gaat om godsdiensten die een politiek of sociaal gevaarlijke strekking hebben. Hier zien we de actualiteit van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ten aanzien van de onverzadigbare islam. Van Ruler zag deze kwestie actueel worden in het naoorlogse Nederland. „Ik meen, dat wij alleen als het gekerstende Europa in deze controversen stand zullen kunnen houden”, stelde hij.
Onze cultuur wordt gedreven. Als zij niet wordt gedreven door de Heilige Geest, welke geest zit er dan in haar raderen?
Mr. D. J. H. van Dijk, lid van de Eerste Kamer voor de SGP