Column: De paradox van de dood als bron van leven
De natuur is een onafgebroken cyclus van leven en dood. De afgelopen weken heb ik die cyclus van dichtbij gezien, namelijk bij kadavers van reeën.
Ik sprak met verschillende mensen die zich vanuit onderzoek en beheer bezighouden met het belang van dood wild in de natuur. Samen met hen bezocht ik enkele plaatsen waar valwild –wild dat door een aanrijding met verkeer is omgekomen– wordt neergelegd. „Teruggegeven aan de natuur”, zoals een boswachter het noemde. In, op en rond zo’n kadaver gebeurt verbazingwekkend veel. Talloze insecten kevers, spinnen en wormen leven ín en op het dode beest en zijn er voor hun voortbestaan zelfs van afhankelijk. Vogels komen op die insecten af of gebruiken de vachtharen als nestmateriaal. Vossen, dassen en marters doen zich ’s nachts tegoed aan het vlees, overdag strijken aaseters als de raaf en zwarte kraaien erbij neer. Zelfs vlinders komen erop af om mineralen te likken. Muizen doen zich tegoed aan het gewei, dat vol voedingsstoffen zit. Het is een ecosysteem op zich. De paradox van de dood als bron van leven. Fascinerend en indrukwekkend tegelijk. Ik keer nu regelmatig een dood dier als ik dat vind mét een stokje of een tak om. Nadat ik eerst heb bepaald waar de wind vandaan komt, zeg ik eerlijk. De geur went nooit.