Zelfs onder het puin geen vrij burger
Nooit zo veel spraakverwarring als tijdens een humanitaire ramp. Meestal wordt het tegenovergestelde beweerd. Wordt er gezegd dat ellende verbroedert. Dat bij het zien van daklozen, wezen, zwaargewonden of doden iedereen als vanzelf vetes opzij schuift en aan de slag gaat. Zij aan zij met je aartsrivaal gewonden verplegen, doden begraven en puin ruimen.
En heel af en toe hééft internationale hulp dat effect, en overtreffen de gevolgen zelfs die van een geslaagde vredesconferentie. Wat dertig in pakken gehesen heren rondom een geboende vergadertafel niet kunnen bereiken, realiseren hulpverleners tussen de brokstukken: verzoening. Erg talrijk zijn de voorbeelden overigens niet, maar ze zijn er. Het meest recent is de toenadering tussen Grieken en Turken na de aardbeving in Turkije.
Vaker komt het voor dat landen qua standpunten zo ver uiteen liggen dat kilometers Rode Kruisverband niet voldoende zijn om de etterende wond in hun relatie te helen. Die kloof is soms zo groot dat zelfs hulpverleners niet hetzelfde bedoelen als ze zij aan zij puin aan het ruimen zijn. De treinramp in Noord-Korea zou daarvan wel eens een voorbeeld kunnen zijn.
Bij het zien van de eerste beelden zat de stemming er wereldwijd al gauw goed in. Je kon die de afgelopen dagen in tal van kranten lezen: ”Onverwacht snelle roep om hulp” kopte de een, ”Mogelijke opening van het gesloten land na ramp met trein”, meldde de ander. De redenering was dat het paranoïde land nog nooit zo vlot de deuren voor buitenlandse hulp heeft geopend als dit keer, en dat zou wel eens op een ommekeer in het beleid kunnen wijzen.
Overigens viel het met die openheid wel mee. Bij aankomst op de rampplek, zo vertelden hulpverleners, waren de gewonden en doden al weggehaald, want ze waren nergens te bekennen. Kennelijk had men toen een eerste reddings- en evacuatieronde al achter de rug. En zomaar een ziekenhuis binnenlopen was er voor de toegesnelde helpers ook niet bij.
Het liefst hadden de Noord-Koreanen deze ramp helemaal geheim gehouden, maar ze hadden nu eenmaal de pech dat het rampgebied zo dicht tegen de grens met China aanligt en dus onmogelijk verborgen kón blijven. Hoeveel rampen heeft dit land al gehad zónder dat wij er iets van af wisten?
Van één ramp in het recente verleden weten we in ieder geval meer af, en dat is de hongersnood van midden jaren ’90. En op grond daarvan weten we: het treinongeluk bij Ryonchon is zeker niet de eerste ramp die Kim Yong Ils bolwerk heen en weer schudt, en het is al helemaal niet de grootste en ergste. Het aantal slachtoffers als gevolg van de hongersnood wordt namelijk geschat op ruim 2 miljoen! En ook toen zaten buitenlandse hulpverleners er met hun neus bovenop - iets wat ze tot op vandaag nog doen, want Noord-Korea ligt vanwege misdadig agrarisch wanbeleid nog altijd aan het infuus van de internationale hulpverlening. En intussen maar roepen dat Noord-Korea’s trots zijn ”Juche-ideologie” is: volledige autarkie, zelfstandigheid. Welk hospitaal heeft ooit zo’n bizarre patiënt aan zijn apparatuur gehad?
Heeft die hongersnood het Noord-Koreaanse regime milder gemaakt? Vraag het de Duitse arts Norbert Vollertsen, die in die tijd actief bij de hulpverlening betrokken was. Hij is nu een van de felste bestrijders van het regime. Hekelt ook alle pogingen -van de Verenigde Staten bijvoorbeeld- om met Kim Yong Il en zijn bendeleden tot een akkoord te komen. Vollertsen zag namelijk met eigen ogen hoe verdorven dit regime is. Hij zag de holle oogkassen van uitgemergelde kinderen, die desondanks van voedsel verstoken bleven. Niet omdat dat er niet was -vanuit het buitenland werd genoeg aangevoerd- maar omdat het door de autoriteiten in beslag werd genomen en verdeeld onder de ruim 1 miljoen soldaten. En wat nog erger was: hij zag hoe het regime maar wat graag al die hongerige kinderen aan de buitenwereld toonde, omdat het wist dat daarmee meer hulp was los te krijgen.
Zal het bij dit treinongeluk anders gaan? Waarschijnlijk niet. Te vrezen is dat ook dit keer de stelling bevestigd gaat worden: nooit zo veel spraakverwarring als tijdens een humanitaire ramp.
De vergissing zit hem in de veronderstelling dat ook in een dictatuur een rampplek plotsklaps neutraal terrein wordt, een soort niemandsland waar medemenselijkheid tot artikel 1 van de grondwet is geworden. Dat een explosie die donderde als een aardbeving, van slaven burgers maakt. Mensen die een dag eerder nog dienaren van de staat waren, nu ineens omgetoverd zijn tot volwaardige mensen, in zichzelf als individu of als kind, volwassene, moeder of vader de moeite waard om geholpen te worden. Dat mensen die bekneld zitten onder het puin vanwege hun benarde positie vrije burgers zijn geworden. Het is voor ons westerlingen een vanzelfsprekendheid, maar voor een totalitair regime een gedachte even bedreigend als het meest besmettelijke pokkenvirus.
Zelfs liggend onder het puin sta je in een dictatuur als Noord-Korea in dienst van het bewind. En ook de doden moet meehelpen de ideologie van de staat levend te houden.
Helemaal vreemd komt ons die gedachtegang natuurlijk niet voor. Het is immers een beetje te vergelijken met de positie die slachtoffers hebben in tijden van een (gerechtvaardigde) oorlog. Alleen laffe pacifisten grijpen gewonden en doden aan om de oorlog te bestrijden.
Noord-Korea ziet zich sinds de jaren ’50 in een constante oorlog verwikkeld met de buitenwereld -en met de VS en Zuid-Korea in het bijzonder- zodat er sprake is van een permanente landsverdediging, waarin burgers soldaten zijn geworden. En om die reden is hun dood -hoe dan ook- de moeite waard.
Maar er wordt in dit land niet alleen oorlog gevoerd, de staatsmacht is er namelijk uitgegroeid tot monsterlijke proporties. Het vergoddelijkte leiderschap heeft onderdanen gemaakt tot nietige wezens, tot sprinkhanen die ten dienste van dit monster vernietigd mogen -ja, moeten- worden.
De hulpverlening die nu in Ryonchon wordt toegelaten heeft dan ook niets met Noord-Koreaanse menslievendheid te maken, want als dat zo zou zijn, zou Kim Yong Il zijn regime al lang hebben opgeheven. De hulpactie is eerder een zorgvuldig door het regime georchestreerde overlevingsstrategie, niet ten dienste van slachtoffers, maar om het regime zelf overeind te houden. In die zin maakt het bewind op dit moment van een nood een deugd.
En de deugd is deze: Straks zullen wij knarsetandend moeten toezien hoe via de Noord-Koreaanse media breed wordt uitgemeten dat de internationale gemeenschap het regime te hulp is gekomen. Niet als blijk van medeleven, maar als deemoedige erkenning van Kim Yong Ils superioriteit.