De ECB als dominante speler
Vroeger leek het monetaire beleid oersaai: af en toe de rente een beetje verhogen of verlagen, verder weinig opzienbarends. Tegenwoordig ligt dat anders. De Europese Centrale Bank (ECB) heeft zich de laatste jaren een hoofdrol toegeëigend bij het aansturen van de economie.
Draaien aan de knoppen van het rente-instrument en van de geldpers, het is het terrein waarop het instituut in Frankfurt fungeert als alleenheerser binnen de eurozone. En het opereert niet langer in de luwte. Het treedt op als een dominante speler in het economisch krachtenveld, op de financiële markten, bij het voorkomen en bestrijden van crises; met inzet van ongebruikelijke en controversiële middelen.
In november 2014 kreeg de ECB er ook nog eens het toezicht op de banken als taak bij. In diezelfde maand werd in Frankfurt, aan de oevers van de Main, het nieuwe onderkomen geopend: een kantoorpand met 45 verdiepingen, bijna 200 meter hoog, een van de duurste gebouwen ter wereld. De imposante toren –beeldbepalend in de skyline van de stad– symboliseert de toegenomen macht en invloed van de instelling. President Mario Draghi kan vanuit zijn werkkamer op een van de bovenste etages als het ware zijn hele werkgebied overzien: de achttien landen met de gemeenschappelijke munt.
De rente is verlaagd tot ongekende dieptepunten. Honderden miljarden euro’s worden uitgestrooid over de economieën. Ook de gewone burger ondervindt de gevolgen van deze agressieve aanpak. Zijn spaarrekening levert nauwelijks nog iets op; wie weet, moet er in de toekomst zelfs geld bij. En zijn pensioen staat onder druk doordat de fondsen onvoldoende rendement kunnen behalen op hun vermogens. Anderzijds zijn mensen die een hypotheek voor hun woning afsluiten, voordelig uit. Draghi grijpt naar extreme maatregelen, in een poging de groei aan te jagen, zodat de rente weer omhoog zal gaan en we terugkeren naar normale omstandigheden. Maar voorlopig ontbreekt elk perspectief daarop.
Op afstand
Bij de oprichting van de muntunie in 1999 –drie jaar later gevolgd door de invoering van de euro– zijn de lidstaten de zeggenschap over de monetaire politiek kwijtgeraakt. De nationale centrale banken droegen hun bevoegdheden over aan de ECB. Die diende zich te richten op de in het verdrag verankerde opdracht om te waken over de prijsstabiliteit. In 2003 werd een nadere precisering aangebracht: streven naar een inflatietempo van „minder, maar wel dicht bij 2 procent.” Het is de omschrijving die de bestuurders vandaag de dag hanteren om alle registers open te trekken en met hun beleid in volle vaart niet eerder verkende wegen in te slaan.
De ECB behoort, zoals voorheen De Nederlandsche Bank (DNB) en bij de oosterburen de Bundesbank, op afstand te blijven van de politiek. De onafhankelijke instelling hield zich aanvankelijk alleen bezig met ervoor te zorgen dat de prijzen niet uit de hand zouden lopen en dat daarmee ons geld zijn waarde zou behouden. Zij deed dat door, als het nodig was, de officiële rente naar boven of naar beneden aan te passen. Het is het tarief waartegen de commerciële banken bij haar lenen en dat de bouwsteen vormt voor andere rentes.
Het bestuur, de zes directieleden en de hoogste bazen van de nationale centrale banken, vergaderde op de eerste donderdag van elke maand; sinds begin 2015 is de frequentie teruggebracht tot één keer in de zes weken. Na afloop gaven Wim Duisenberg, de eerste president, en tussen november 2003 en november 2011 zijn opvolger Jean-Claude Trichet een persconferentie. Dan was het vooral goed luisteren naar hun bewoordingen. Uit de veelal standaardformuleringen viel af te leiden of we in de nabije toekomst wel of niet wijzigingen aan het rentefront mochten verwachten. Echte verrassingen, waar de markten nu eenmaal een hekel aan hebben, bleven zo achterwege.
Crises
Maar toen overviel ons de wereldwijde schok van 2008. Het speelveld waarop de ECB zich manifesteert, veranderde drastisch. De crisis bracht tal van banken aan de rand van de afgrond. Ze werd gevolgd door een diepe recessie. Vanaf 2010 kwamen daar binnen de eurozone de schuldenproblemen van Griekenland nog eens bovenop. Die bleken uiterst hardnekkig en dreigden soms over te slaan naar de rest van zuidelijk Europa. Ondertussen brak opnieuw een periode van krimp aan, daarmee was de ”double dip” een feit.
Het betekende alle hens aan dek. De politieke autoriteiten alleen slaagden er niet in om de moeilijkheden het hoofd te bieden. Regeringsleiders hadden dringend de hulp van de ECB nodig om de banken, het financiële systeem, de economie, de muntunie en de euro overeind te houden. De monetaire bevelhebbers in Frankfurt en hun secondanten waren opeens betrokken bij het redden van banken, praatten mee over steunoperaties voor bijna failliete landen en de oprichting van een Europees noodfonds (ESM), en gingen deel uitmaken van de zogeheten trojka, die in diverse hoofdsteden onderhandelde over samenstelling en uitvoering van saneringsprogramma’s, over bezuinigingen en hervormingen.
Onomkeerbaar
Een markant punt in de steeds dominantere positie was de beroemde uitspraak van Draghi in de zomer van 2012. Hij verzekerde alles te zullen doen om het project van de gezamenlijke munt overeind te houden. „En geloof me, dat zal voldoende zijn. De euro is onomkeerbaar.” Die woorden deden wonderen. ”Management by speech”, zoals het heet. Ze brachten een wending in het sentiment op de markten, met beleggers die tot dan volop speculeerden op het vertrek van de zuidelijke landen uit de monetaire unie.
Misschien zal het achteraf bezien het meest glorieuze moment uit de carrière van de Italiaan als boegbeeld van de ECB zijn geweest. Daarna drukte hij een sterk stempel op de economische ontwikkeling in het eurogebied, greep hij naar onorthodoxe maatregelen, zette hij de geldkraan wagenwijd open. Maar met dat alles kwam hij steeds vaker onder kritiek te liggen, waarbij de baas van de Bundesbank, Jens Weidmann, en de Duitse minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, vooropgingen.
De rente is almaar verder verlaagd. Banken kunnen nu in Frankfurt gratis lenen. Als zij er geld parkeren, moet er geld bij; de omgekeerde wereld. Maar de ECB ‘regeert’ tegenwoordig niet alleen met het rentewapen. Het instrumentarium is uitgebreid. Zo krijgen de banken een bulk aan liquiditeiten in de vorm van langlopende leningen. En, er loopt een grootscheeps programma voor het opkopen van staatsobligaties.
De ECB groeide op deze manier uit tot een machtsfactor van betekenis in Europa. De instelling probeert weliswaar buiten de schijnwerpers te blijven, stelt zich discreet op en zal in het openbaar niet zomaar kritiek laten horen op een land, maar is desalniettemin steeds meer in de politieke discussie verzeild geraakt, terwijl het geen politiek instituut is. Zij opereert autonoom en legt aan niemand verantwoording af. Democratische controle ontbreekt. Draghi wisselt weliswaar periodiek van gedachten met leden van het Europees Parlement, maar noch zij noch de regeringen kunnen hem aanwijzingen geven. De ECB is onafhankelijk, omdat bij het monetaire beleid het belang van de economie en niet het belang van een groep kiezers voorop dient te staan.
Draghi verdedigt zijn ultraruime geldbeleid met een beroep op zijn mandaat. Zijn opdracht luidt hoge inflatie te voorkomen, maar ook deflatie af te wenden, want prijsdalingen zijn eveneens schadelijk. De prijsontwikkeling in de eurozone schommelt al lange tijd rond de 0 procent en daarom geeft hij vol gas met het aanjagen van de groei, wat uiteindelijk moet zorgen voor meer inflatie.
Verdeeld
De ECB stimuleert de economie, op ongekende schaal zelfs. De monetaire beleidsmakers hebben op dat punt het initiatief overgenomen van de politiek. Die laat het zelf afweten, veelal noodgedwongen in verband met te hoge begrotingstekorten. Nu echter het einde van de mogelijkheden van de centrale bank in zicht komt, neemt de druk richting overheden toe om groeibevorderende maatregelen te treffen. Draghi benadrukt dat al jaren. Keer op keer, op elke persconferentie klinkt de aansporing: zorg voor structurele hervormingen die bijdragen tot meer groei en meer banen. En deze maand was er de dringende oproep van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) aan regeringen om de centrale banken niet alleen het werk te laten opknappen.
Ondertussen is de vraag of de aanpak vanuit Frankfurt helpt. Of worden er juist onverantwoorde risico’s genomen? De meningen van deskundigen zijn hopeloos verdeeld. In ieder geval blijft het inflatiepercentage tot dusver ver verwijderd van het streefcijfer. Volgens de bankpresident zou het zonder zijn ingrijpen nog lager zijn geweest. Maar dat valt niet te bewijzen. We beleven het grootste monetaire experiment uit de geschiedenis. Hoe dat project uiteindelijk uitpakt, weet niemand. De toekomst zal het leren.
De ECB bewandelt de laatste jaren niet eerder betreden paden. Alles wordt uit de kast gehaald om de economische groei naar een hoger niveau te tillen. Een overzicht van de belangrijkste besluiten.
8 oktober 2008: Kort na het uitbreken van de financiële crisis doet de ECB mee aan een wereldwijd gecoördineerde renteverlaging. In de eurozone gaat het tarief waartegen de commerciële banken krediet kunnen opnemen in Frankfurt van 4,25 naar 3,75 procent. De omvang van de wijziging is ongebruikelijk. Voor die tijd bediende de ECB zich vrijwel altijd van stapjes van 0,25 procentpunt. In de maanden erna kondigen president Jean-Claude Trichet en zijn medebestuurders verdere neerwaartse aanpassingen af, op 4 december zelfs een van 0,75 procentpunt.
8 december 2011: De ECB, inmiddels onder leiding van Mario Draghi, geeft banken de gelegenheid om in twee ronden onbeperkt liquiditeiten op te halen voor een periode van drie jaar. Met deze zogeheten long-term refinancing operation (LTRO) is ruim 1000 miljard euro gemoeid.
5 juli 2012: De rente wordt teruggeschroefd tot onder de 1 procent, weer een historisch laagterecord.
6 september 2012: Draghi maakt bekend dat de ECB bereid is, indien nodig, ongelimiteerd staatsobligaties op te kopen van kwakkelende eurolanden, om de almaar stijgende rente op die waardepapieren een halt toe te roepen en daarmee de rentelast voor de betrokken overheden draaglijk te houden. Dit nieuwe instrument in de gereedschapskist krijgt de naam ”outright monetary transactions” (OMT).
5 juni 2014: Presentatie van een breed pakket maatregelen. De officiële rente zakt naar 0,15 procent. Als banken overtollig kasgeld tijdelijk stallen in Frankfurt, moeten zij voortaan een vergoeding betalen: de depositorente wordt voor het eerst in de geschiedenis negatief (min 0,1 procent). Er komen verder opnieuw twee ronden van goedkope, langlopende leningen aan de banken, nu onder de voorwaarde dat zij die aanvullende middelen gebruiken voor kredietverstrekking aan het bedrijfsleven.
22 januari 2015: De ECB zet de geldkraan wagenwijd open door op grote schaal staatsobligaties te gaan opkopen: kwantitatieve verruiming, ofwel ”quantitative easing” (QE). Het programma voorziet voorlopig in een bedrag van 60 miljard euro per maand, in de periode van maart 2015 tot en met september 2016, opgeteld 1140 miljard euro.
10 maart 2016: De monetaire bestuurders verlagen de rente van 0,05 naar 0,0 procent. Dus kunnen banken nu gratis korte kredieten opnemen. De depositorente zakt eveneens nog wat verder, naar min 0,4 procent. Voorts breidt de ECB het opkoopprogramma uit: 80 miljard euro per maand, verlenging tot maart 2017 en ook bedrijfsobligaties vallen er voortaan onder.