Speuren naar de ‘blako’ op de wadden
De vogeltrek is op zijn hoogtepunt. Voor vogelaars dé tijd om hun hobby uit te oefenen. Vorige week vrijdag vertrok een groep natuurliefhebbers in alle vroegte vanuit Barneveld naar de wadden om bijzondere vogels op te sporen. Met succes.
De vogeltrek duurt van eind augustus tot in november – de ene soort trekt vroeger weg dan de andere. Begin oktober is een goede tijd om onder andere zangvogels uit Scandinavië en Rusland te ontdekken. Na het oversteken van de Noordzee strijken ze uitgeput neer op een van de Waddeneilanden om nieuwe energie op te doen voor de volgende etappe. Zodoende zijn alle Waddeneilanden in deze tijd van het jaar bijzonder vogelrijk.
Wel zijn de vogeltjes, zo blijkt al spoedig, erg rusteloos. Berend, een van de Veluwse vogelaars: „Dat is altijd zo tijdens de vogeltrek. Die beestjes zijn zó geconcentreerd op voedsel zoeken; opvetten, opvetten, opvetten, en dan zo snel mogelijk weer door.”
Het Waddengebied is het hele jaar door rijk aan steltlopers en andere watervogels. De eerste water- en zangvogels worden genoteerd tijdens het wachten op de veerboot naar Schiermonnikoog. Organisator Daan heeft bewust ruim de tijd genomen: „Het zou jammer zijn als we de eerste boot misten.”
Zeldzaamheden
De uren op het eiland, waar zilte zeelucht zich vermengt met bosgeuren, worden dan ook goed benut. Fietsen huren en de duinen in. Zeldzaamheden maken het vogelen des te meer de moeite waard. Een bladkoninkje bijvoorbeeld zou leuk zijn, de ‘blako’ wordt dezer dagen op alle eilanden gemeld. Onderweg komen het buitengewoon scherpe gehoor en de grote soortenkennis van Robert Jan goed van pas bij onzichtbaar overvliegende vogels. „Zilverplevier, keep, ijsgors?”
Niet altijd is een enkel trekroepje meteen op naam te brengen. „Hé! Blako?” Ook André, eveneens een kenner, twijfelt of het om bladkoninkjes gaat. Robert Jan stelt voor om het geluid van het vogeltje af te spelen via de smartphone om het beestje te lokken. Dat gebeurt, maar er komt geen reactie. Even verderop blijkt de vergissing. „Rietgors. Dat moet die andere ook zijn geweest.” Verder zoeken dan maar, er zijn nog meer bosjes. „Dat is het lastige van Schier”, merkt André op. „Ze zitten hier zo verspreid dat het niet te doen is om alles te vinden.”
Op een duintop houdt de groep halt. Jos: „Wat doen we hier?” Robert Jan: „We scannen de omgeving. Je kunt bosjes uitkammen, maar je kunt ook gebruikmaken van een uitzichtpunt.”
Tegen het eind van de middag nog steeds geen ‘blako’. Dan maar naar de plek waar Ina, die al de hele week op het eiland is, er vanmorgen twee heeft ontdekt.
Met voortdurend gegak van brandganzen op de achtergrond en gepiep van goudhaantjes in de bomen begint het speuren. Totdat Robert Jan roept: „Blako! Twee: hier hoorde ik er één en daar zag ik er één.” Ten slotte klinkt duidelijk de roep van een bladkoninkje. Gezien wordt het vogeltje echter niet meer; de schemering valt. Een boomvalk en een smelleken kunnen nog wel worden gescoord.
Bosjes kloppen
De volgende dag begint bij de ‘bladkoningplek’, maar als alleen André er eentje weet op te pikken, splitst de groep zich: de fanatieksten blijven bosjes kloppen, de rest stapt op de fiets om het eiland verder te verkennen en lijsters te fotograferen die zich tegoed doen aan meidoornbessen.
Rond de middag verzamelt de groep zich gewapend met telescopen bij de hoogwatervluchtplaats (hvp) voor steltlopers. Daar rusten of foerageren honderden bonte strandlopers, aalscholvers, rotganzen. „Een echt eilandgeluid”, noemt Daan hun gemoedelijk gegak. Tal van andere vogels bevolken de hvp; de meeste ver weg, maar dichterbij dribbelen bontbekplevieren, erop gebrand om een zeepier uit diens holletje te sleuren.
De laatste attractie is de Westerplas, waar een rustplek blijkt te zijn van kleine zilverreigers. Vogelaars verdringen elkaar om een blik te werpen op een wilg die er helemaal wit van ziet, een zeldzaam gezicht. Een door de meest bedreven vogelaars waargenomen beflijster sluit de lijst van negentig gescoorde vogels af. Niet slecht voor twee dagen Schiermonnikoog.